Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/169

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

1B3

3. Patrik was met Mike aan 't baden In de mooie, blauwe zee, En zooals je wel kunt raden, Nam een vloedgolf beiden mee. Mike zwom goed, en even later Stond hij veilig op het strand; Daarna ging hij weer te water, En bracht toen zijn vriend aan land. „Wat was dat nu voor een grapje?" Klaagde Pat, en Mike zei toen: ,,'k Moest mezelf eerst redden, snap je, Anders kon 'k het jou niet doen." 4. Mike z'n zuster was bevallen Van een welgeschapen spruit, En zijn buren staken allen Voor hun vriend de vlaggen uit. „Is 't een meisje of een jongen?" Vroeg men, maar hij wist het niet, Daar werd steeds op aangedrongen, Telkens was 't het oude lied. Eindlijk werd het onzen man te Bar, en greep hij naar de pen: ,£chrijf me," schreef hij, „of ik tante, Of dat 'k oom geworden ben." 5. Een meneer, die had georven, Bouwd' in Ierland eens een huis. Maar het uitzicht werd bedorven Door een stapel puin en gruis. .,Zeg, wat doe ik met dat puin, man?" Vroeg hij aan zijn baas een keer; „Graaf een kuil," zei Pat, zijn tuinman, „En daar stop je 't in, meneer."