Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/196

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

180 De dooden werden steeds op stapels hout verbrand: Aan wurmen voeren had de Batavier het land. Door al die volken werd het Heidendom beleden; Toch was er net zooveel schijnheiligheid als heden. De oppergod was Wodan, sterk, maar zacht van zin, En verder Donor (zoon), en Freya (gemalin), Waarvan men Donder-dag en Vrij-dag af moet leien; Dus niet, zooals je dacht, van donderen en van vrijen. Walhalla heette 't hemelrijk, waar ook de mensch Kwam leven na den dood. Hij had het daar naar wensch, Want daar zat men zich niet bij harpspel te vervelen, Maar dronk men lekker, ijskoud bier uit bekkeneelen. TWEEDE ZANG. D E ROMEINEN HIER T E L A N D E . — H U N I N V L O E D OP O N Z E T A A L E N BESCHAVING. — CLAUDIUS CTVILIS. — V E L L E D A . De grijze v/ichlares verstaat meer duistre dingen Dan d'allerkundigste der nuchtre stervelingen. Vermaes.

Zoo had ons voorgeslacht geruimen tijd geleefd, Als een gelukkig volk, dat geen historie heeft, Toen van het zoele Zuid een onweer van cohorten Zich over deze lage landen uit kwam storten. En leert nu uit den worstelstrijd met den Romein Hoe, naar 't bekende woord, een klein volk groot kan zijn.

Laat ik u eerst wat van 't Romeinsche volk verhalen. Zij vonden, met de Grieken, uit de doode talen. Een goede daad. Want hadden zij dit niet gedaan, Dan zou er hier geen één gymnasium bestaan. En d' invloed van 't Latijn, dien kan, mijn jonge vrinden, Wie niet goed oppast, aan den lijve ondervinden; Want wie de fout begaat van lazarus te zijn, En op zijn canis krijgt, die dankt dat aan 't Latijn. 't Latijn verschafte ons musea's, gladiolussen, Dilemna — neen, dat 's Grieksch, maar petroleum, bolussen. Ook eigennamen: Manus, Ita, Lex, Margo, Six, De Miranda, Nolens, Da, Muiier, Cato. Voorts ei en flens en mors, en nat en net en nare, En post en das en vult en rem en reus en mare, En dans, en glans, patent, en de, die, dat, en sta,