Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/197

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

181 E n kwibus, tot, voluit, en fluit en opera. Romeinen waren redenaars, strategen, dichters, En van de Rechtsgeleerdheid waren zij de stichters. Maar bovenal i n krijgskunst toonden zij hun kracht, En onderwierpen vele volken aan hun macht. Doch Caesar, keizer, generaal en groot geleerde, Bedacht een plan, dat hem en onzen voorzaat eerde: Hij onderwierp hem niet, maar door een hecht verdrag Verkreeg hij hier, in naam der vriendschap, groot gezag. E n zelfs i n Caesar's eigen lijfwacht opgenomen, Was Fries en Batavier als kind i n huis te Rome. Maar Rome was een stad vol ongerechtigheid, Waar onze jeugd tot heel veel leelijks werd verleid, Maar als 'k dat in den breede wilde demonstreeren, Dan schreef i k boven dezen Zang „Alleen voor Heeren." Het is mij liever, dat uw oordeel wordt verzacht, Dies wijs 'k op '/ goede, dat ons Rome heeft gebracht. Zij bouwden vestingen, en maakten mooie wegen, Zoo hard als adamant, zelfs na den zwaarsten regen. Kanalen groeven zij, zoo als de Drusus-gracht, Die Drusus maakte — dus de naam was goed bedacht. — Maar eindelijk begon de band toch wat te knellen; En wat er toen gebeurde, zal ik je vertellen. De Friezen gaven 't sein; maar 't is hun niet gelukt: Hun opstand is door Corbulo snel onderdrukt. Edoch, het smeulend vuur blijft onder d' assche gloeien; Wanneer het onweer wegtrekt, gaat de hooiberg broeien Bezing mij, Muze, thans den eersten grooten man, Waarop zich ons aloud geslacht verheffen kan! Wien Neêrlandsch bloed door d' aadren vloeit, van vreemde smetten, E n andr' infecties vrij, en die gedwee 's lands wetten, A l zijn ze soms wat mal, gehoorzaamt; hij, wiens borst (Zijn onbeklemde) gloeit voor Vaderland en Vorst — Die eere hem, die van den grooten kamp de ziel is; Het hoofd der Batavieren, Claudlus Civills. Van afkomst Batavier — Romein naar burgerrecht, Zag hij met afschuw hoe de landzaat werd geknecht. Want daartoe was het al i n Nero's tijd gekomen; Gestadig was de onderdrukking toegenomen, De bondschap was ontaard in bitt're slavernij Toen trad Civilis op. De redding was nabij. Maar, volgens 't bijgeloof van die (en deze) dagen, Zocht hij de Vroede Vrouw, om haar advies te vragen,