Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/221

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

205 Zie ze zwoegen; zie ze zweeten! Waarvoor maakt de mensch zich druk? Om té drinken? Om te eten? Moet Genot het einddoel heeten? Wordt het wijze woord vergeten: „Geld en goed is geen geluk?" Wie zich schatten zoekt te garen, Goud begeert en goud alleen, Goud i n geld en goud in baren — Ach! hij zal het ras ervaren: Uren, dagen, maanden, jaren Vliegen als een schaduw heen! Ach, wat baat ons al het vechten Voor het vrije Vaderland! Heeft ons ruige Ras zijn rechten? Of zal Macht het pleit beslechten? Knaap! zal knods of knoet ons knechten, Nu of nooit of naderhand? ,,'k Zie de gele blaren vallen," Zong ik al bij moeders schoot; En wij menschen storten allen Evenzoo, bij duizendtallen, Als de strijders op de wallen, Van het Leven i n den Dood. Toch — het weidsche wereldwonder Overstelpt mij keer op keer: — Mij, den dorren hypochonder! — 's Avonds gaat de zon wel onder, Maar des morgens is de zon d'r, Wen de wolken wijken, weer. Ja. Het Kwade en het Goede Blijven bij mekaar bestaan; Laat ons daarom blij te moede, Fier als prinsen van den bloede, Onder 's hemels heiige hoede, Door de wondre Waereld gaan.