Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/279

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

263

En, 't is niet om je te vleien, Maar je hebt een mooi gebitl En je haar is zacht en zijen, Zwart, met plekjes van sneeuw-wit. Ja, je pooten staan wat krom nou, Door dat tuig, dat zat zoo slecht Bello! Niet zoo'n zucht! Waarom nou? Wees gerust — dat komt terecht! 't Is hier nog wel uit te houen, Wel gezellig, hè, en warm! Koest nou! Koest nou! Niet zoo douwen, Met je kop zoo onder m' arm! Zoo. Laat ik je hier nou leggen; O, wat dankbaar kijk je m' aan! Laat ons voortaan — w i l je zeggen Poot-in-hand door 't leven gaan En zoo praatt' ik boud en blijde Even strekt' hij nog zijn poot Zachtkens zonk zijn kop op zijde 'n Zucht. E n toen was Bello dood. 1

9. TREUR-RIJM. Op Snap, mijn herdershond, overreden.

Snap, mijn goeie ouwe jongen, Toen je lag daar, op de grond, Met je leden scheef-verwrongen, Snap, mijn mooie trouwe hond, Toen ik bleek, bewogen beefde, Zwevend tusschen hoop en vrees, Of mijn vriendje soms nog leefde, Toen je brekend oog bewees, Dat je niet meer bij zou komen, Dat je mij verlaten had —