Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/60

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

44 „Zal 'k er maar wat laten vallen? Dat daar, dunkt me, is een stad," „Ja, je kunt het licht probeeren, 't Hindert niet. Gooi maar zoowat." En hij werpt de helsche bommen Naar beneê met vaste hand, God ter eer, en voor de Zege Van het lieve Vaderland. Baby ligt er, bleek en bloedig, In d'r bedjen uitgestrekt, Moeder hoeft 'r niet te roepen, Zeplin heeft 'r doodgewekt..., 8. T H E H Y M N OF HATE. „Und wollen sie dir nach der Kehle fassen, So recke dich in ganzer Fnrchtbarkeit! Zur Liebe ist es spater wieder Zeit, Jetzt, Michel, hilft nur Eines: lerne nassen!"

Fliegende Blatti

Het is wel goed, maar eens oprecht te praten, Je komt niet verder met schijnheiligheid, Voor liefde is er later wel weer tijd, Nu is er maar één leuze: leer te haten! Gevoel en zachtheid deugt niet voor soldaten, Een krijgsman is goddank geen jonge meid! Voor liefde is er later wel weer tijd, Nu is er maar één leuze: leer te haten! De liefde moet j ' aan dieren overlaten, De liefde schept geen macht en wint geen strijd, Voor liefde is er later wel weer tijd. Nu is er maar één leuze: leer te haten! De leer van Jezus kan ons nu niet baten, Das maar 'n tijdverdrijfje, zoo voor de aardigheid, Voor liefde is er later wel weer tijd, Nu is er maar één leuze: leer te haten!