Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/85

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

69 Germanisme i n hun zinnen, Want per slot moet Duitschland winnen, En we moeten, zelfs in 't praten, Nu al vast bemerken laten, Dat we 't liefst bij Duitschland zaten, Als een van de Bundesstaten. Duitsch zijn zou hun ideaal zijn, Neen, zij kunnen niet neutraal zijn, Door de banden, die hen binde' Aan Groot-Duitschland, 't veel beminde, O, die blinde, blinde, blinde, Blinde, blinde Duitsch-gezinde...! 28. D E Z W A R T E LIJN. Anti-pro-Rijm.

Ach, ons goede land, eilacyl Is verdeeld, al is er vreê, Onze „eensgezinde" natie Scheidt een zwarte lijn in twee. 't Is de lijn,, die fel-proditten Van de fel-prodatten scheidt, Die de Duitschers en de Britten Nadoen — in een pennestrijd. Als de honden en de katten Staan ze klaar tot krab of beet, De proditten en prodatten, Even vinnig, even wreed. Waarom moeten wij toch dwepen Met den Duitscher of den Brit? Heb je nog al niet begrepen, Dat je net i n 't midden zit? Ach, moest 't lot ons zóó beloonen, Waaraan hebben wij 't verdiend, Dat de vader van zijn zonen, En de vriend wijkt van den vriend? Bij de huiselijke feesten, Waar juist alles één moest zijn, Scheidt de harten en de geesten Die beroerde zwarte lijn!.