Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/96

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

80

Dan zorg je, dat zoo'n slippertje, boven amsterdam b.v. bij helder weer, geschiedt door force majeure, E n laat alsdan het schieten van de kustwacht je volstrekt niet beletten, Om i n majestueuze kalmte je tocht over 't platduitsch sprekend volkje voort te zetten. Dat voor slechte verstandhouding met 't bevriende landje alle vrees wijk'; 't Wordt allemaal wel goedgepraat i n de tukomst door Onze handlangers, zooals steenmet en sleeswijk, Onder Ons gezegd, een zoo'tje, waarover Ik eigenlijk niet graag spreek, Want dat weeë gelik van die buitenlanders geeft Me altijd zoo'n rommelig gevoel in M'n maagstreek. Maar nemen jullie toch maar wat abonnèmenten op dat strooperige blaadje, Dan schrijven de stumpers uit dankbaarheid nog eens een extradrie-dubbel-overgehaald duitsch-freundlich praatje. Onthoudt dus, dat er de strengste straffen op staan, Als je 't, Ikverdomme, i n je duitsche hart krijgt om over holland te gaan. Ziet hier, schippers en stuurlui, Onze strikste bevelen, Maar als je 't tóch doet nou, dan kan 't Me ook al weer niet veel schelen." 38. QUOD LICET JOVI NON LICET BOVI. . Ik erken, dat de inval in België een schending van het volkenrecht la." (Bethmann-Hollweg.) Onmiddellijk na den inval maakte België zich schuldig aan de schandelijkste schennis van het volkenrecht." (Bet Duitsche Witboek).

Toen ik nog een kleine aap was, Nog zoo'n baardelooze knaap was, Mocht 'k niet rooken voor m'n Pa, Of 'k 't land had — ga maar na! Als 'k 'm dan zoo zoet zag blazen Zware wolken, witte wazen, Knord' ik i n mijn jeugdverdriet: „U mag wel. maar ik mag niet! hè

I"