Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/185

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

169

't Tegendeel is 't, wat ze ziet: 't is een meesterstuk — zonder gebreken! Neen, zij ontveinst het zich niet: de godin is de zwakste gebleken. Blakend van afgunst en haat, i n een vlaag van ontembare woede, scheurt zij het weefsel tot draad, en dan grijpt zij vol gramschap de roede. Roepend: „Wat gij hebt volbracht is alleen aan de goden geoorloofd!" slaat zij tot driemaal met kracht de rivaal op het bloedige voorhoofd. Snel maakt Arachne een strop van de flarden die raaf'lig daar lagen; ziedende hangt zij zich op, want die hoon kon de trotsche niet dragen. Maar nu van meelij vervuld, zegt Minerva: „Ik schenk u het leven; echter, tot straf voor uw schuld, zult gij, levende, wevende... zweven!" Uit het noodlottige touw groeit een netwerk al fijner en fijner; 't lijf der rampzalige vrouw krimpt gestadig. A l kleiner en kleiner wordt het een gruwzaam insect, bolgebuikt, van veel pooten omgeven. Zoo, op haar webbe gestrekt, blijft Arachne, de Spinnekop, weven. Vrouwen zijn meestal charmant, en dan moeten wij, mannen, ze minnen; maar, zijn ze trotsch en pedant, dan veranderen vrouwen i n spinnen. 6. ICARUS. Daedalus, wereldberoemd, toen hij eenmaal den Doolhof gebouwd had, alom met eere genoemd door wie 't kunstige wonder aanschouwd had, vlug en vernuftig van geest, de bekwaamste van Griekenland's mannen, juist door zijn kunde gevreesd — was door Minos naar Creta verbannen,