Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/233

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

217 Hu! Meneer, hebt u wel eens gehoord van Odol?! — Fruits glacés, mevrouw, ja. Maar u doet me weer schrikken, Met 't vorkje, hoor, niet met uw haarspeld uitprikken! — Och meneer, asjeblieft, laat die beeldjes zoo staan! — En al steekt u uw likdoorn — uw schoen moet weer aan! — Dat woord kunt u werkelijk niet zeggen, dat voelt u; „Dat is flauwe nonsens," meneer, dat bedoelt u. — Ook dat niet, mevrouw, als men dat zeggen kon, Dan liep het zoo vol niet bij Pygmalion. — Neen, 'k zal tot mijn spijt weer uw mond moeten stoppen, Mevrouwtje; u meent: „Manlief, laat je niet foppenl" — Ziezoo. N u is 't tijd. Ja, ja, zooals u ziet, Manieren die leer je zoo makkelijk niet! Nu thuis nog maar ijverig door repeteeren, Dan zult u het allebei schitterend leeren. En binnen 'n jaar zingt u luide mijn lof, Want dan wordt u V eten gevraagd aan het Hof!" (Gordijn) 15. LOFLIED OP D E VRIENDSCHAP. Charivarius heeft bij zijn verblijf ten plattelande de overtuiging gekregen, dat er behoefte bestaat aan een Algemeen Vereenigingslied op de Vriendschap. De vereeniging die in de Uitspanning komt potverteren, neemt plaats aan de tafeltjes onder de boomen, en heft het clublied aan. Meestal is het slecht gerijmd, weinig vloeiend van klank en ondiep van gedachte. Ziehier een poging tot iets beters. Het lied is er op ingericht om voor alle soorten van vereenigingen te dienen.

Wijze: „Wien Neerlandsch bloed" — Tollens. (Allen, opgewekt, maar niet uitgelaten) Wij zitten blijde hier vereend, De Vriendschap bind ons saam, Dien 't Leven al zijn waarde leent, Gezegend zij zijn naam! Bij 's levens Vreugd en 's levens Pijn Houd onzen Eendracht stand, En wat er ook van d' aard verdwijn', Nooit onzen Vriendschapsband! (bis) (Solo, een getrouwde Dame van huiselijken aanleg) De moeder mint haar zuigeling, En doet haar eigen wascht, Zoo blijft ook onzen Vriendenkring Steeds proper en gepast.