Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/240

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

224 Bollen, knollen en cyclamen, Hij beschrijft ze, blij te möe, En hij kent Latijnsche namen Voor kanarie, kip en koe. Zelfbestuur en abolitie, Toetsingsrecht en vormverzuim, Comptabiliteit, justitie, Kent hij keurig op zijn duim. Communisme, Socialisme, Waardeleer, muntpariteit, Teekengeld, bimetalisme — 't Is voor hem een kleinigheid. Heel d' onmeetlijke historie Kent de knappert uit z'n kop, Nooit begeeft hem zijn memorie, Dertien Dirken dreunt hij op. Schratten, klammen, leemt en lava, Hij verklaart ze je precies, En hij weet van 't eiland Java lederen berg en al de tji's. Met een zeekre nonchalance Spreekt hij over cheques, coupons, Conto, meta, koers, usance, Tarra, traites en talons. Veler talen letterkunde Draait hij af, en praat hij na, En het smaakt als een verdunde, Slappe waterchocola. Afgeknotte pyramides Teekent hij in stippellijn, Schaduw-schetsen maakt hij, die dus Artistiek en „stijlvol" zijn. A l zijn wijsheid lucht hij zóó maar, Zelden zegt hij iets verkeerd, Maar wat logisch denken — ho maar! Want dat heeft hij afgeleerd.