Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/268

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

252 Daar lig je dan, in flauwe hope nog zoo wat te slapen, Maar verder breng je 't niet dan tot wat woelen en wat gapen. Ha, eind'lijk wor je dommelig, nou, denk je, zal 't wel gaan Daar klinkt dat infernaalst lawaai, het kraaien van den haan! Dit allergruwelijkst geluid, aanmatigend en nijdig, Soms in een beurt-gekrijsch van twee, soms beiden gelijktijdig, Dit luidt den lieven morgen in, verkondend Godes eer, En dan ontwaakt het vooglenkoor voor goed — en jubelt weer! Nu staat het landvolk op. Nu fluit het nakroost van den pachter De straatdeun van de groote stad — een deun of drie ten achter. Je stapt naar buiten, waar de kip je met den nek aankijkt, En 't kuiken ontevreden piept, en diep verongelijkt; En d' eend', in plaats van blij te zijn in 't heerlijk frissche water, Hun booze stemming luchten door 'n eindeloos gesnater. En uit de stal klinkt weer een klank, droog schraperig en schor, Het varken, dat zijn boosheid uit in morrend dof geknor. Ik spreek maar niet van 't hinneken der paarden; van de koeien, Die, bulderend als mistsignalen, „goeie morgen" loeien, Terwijl de ezel balkt, de hond, zijn ketting ramlend, blaft — Je bent voor j' onbekookte plan nog niet genoeg gestraft. Je ijlt naar 'twoud in hope op nlst; maar kraaien, reigers, spreeuwen Bederven 't mooi van 't mooiste bosch met oorverdoovend schreeuwen, Waarna 't gekwaak van 't kikkerkoor je trommelvlies doorboort, En j' avondstemming door 't gepiep der krekels wordt verstoord. Dan 't blaten van de schapen, van de geiten en de bokken, En in de verte alsmaardoor kapotte koekoek-klokken Ik eindig — zonder slot: er is geen einde aan dit lied; Want weet, o mensch, de Stilte die gij zoekt — die is er niet! Wel is een juist-bedachte naam aan ons Bestaan gegeven: Vraag 't maar aan d' Echo (schreeuwen, hoor!), „WAT IS HET LEVEN?". LEVEN!! ! 2. CHARIVARIUS IN DE ALPEN (DE PERS IN DE WOLKEN). d' Eerste week van Januari Komt er eens geen Charivari: Charivarius is op reis; Hij 's aan 't rusten van zijn zorgen, Hij zit veilig opgeborgen In het land van sneeuw en ijs.