Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/34

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

18 Telkens weer dat zelfde stukkie, Telkens weer die zelfde dreun In mijn huis wil ik regeeren, Kan 'k dan niet uit mijn gebied Iedereen en alles weren? Neen! die helsche klanken niet! Zoo doet dus dit kleine knaapje Wat de Staat zelf niet vermag, En zoo is het nietigst aapje Sterker dan het Staatsgezag! Och, mevrouwtje! Och, meneertje! Hebt respect voor 't instrument! Staakt de lessen — ik bezweer 't je, Want je kind heeft geen talent. Laat 'm liever leeren schilderen, Is die kunst soms minder fraai? Dan voorkom je het „verwilderen," En het maakt niet zoo'n lawaai. „Maar zijn leeraar prijst hem hooglijk, Heusch, die ziet er wel wat in " Ja mevrouw, dat is best mooglijk, Maar — de man heeft een gezin! Zelfs al is hij nog zoo eerlijk: De verwachting volgt den wensch, Iedre leerling is begeerlijk — Ook een leeraar is een mensch! Eiglijk moet je meelij krijgen Met het wicht, gekweld, geplaagd, Door gestadig dringen, dreigen, Naar het jengelblok gejaagd. „Weet je, dat je nog studeeren, Jantje! nog studeeren moet? Wanneer zal je toch eens leeren, Dat je 't uit je eigen doet!" „Hè, 'k ben net zoo leuk aan 't. lezen " 't Is al weer gedaan, de pret! „Zal je nou gehoorzaam wezen? Gauw: studeeren — of naar bed!" En daar zit ie weer weemoedig Op het klavecijn te slaan; „Ik vin wel," zegt Grootmoe goedig, „Jantje is vooruit gegaan." Rapper gaan de finkies, rapper,