This page needs to be proofread.
SEMITE.
- Semite, [s`emait], Semiet; adj. Semitisch: An Anti—-; Semitic, [s[e]m`itik], Semitisch: The Anti—- party; — Languages = Semitische talen.
- Semola, [s`em[e]l[e]], Semolina, [s|em[e]l`în[e]], Semolino, [sem[e]l`înou], griesmeel.
- Sempervive, [s|emp[e]v`a`iv], huislook.
- Sempiternal, [s|empit`[^a]n'l], eeuwigdurend, eindeloos.
- Sempstress, [s`emstr[e]s], naaister.
- Senary, [s`en[e]ri], zes bevattend, zestallig.
- Senate, [s`enit], senaat, hoogerhuis (Amer.); —-house = senaatsgebouw; Senator, [s`en[e]t[e]], senator; —ship; Senatorial, [s|en[e]t`ôri[e]l], senaat of senator behoorende (eig. Am.); Senatus, [s[e]n`e`it[a]s], academische senaat.
- Send, [send], subst. beweging der golven; — verb. zenden, verzenden, werpen, schieten, voortplanten, etc.: Born on the — of the sea = op de bewegelijke golven; This sent him mad = maakte hem razend; God — that all may be right = God geve dat; They sent the hat round = collecteerden; I will — you word as soon as I know it = bericht zenden; I have sent him about his business = ik heb hem de laan uitgestuurd (= I have sent him packing); They have sent for him = He was sent for = er werd om hem gestuurd; Will you — the servant for cigars? = de meid sigaren laten halen; He sent forth light tobacco-clouds = dampte uit; To — in = inzenden; I sent in (up) my name = liet me aandienen; To — off = wegzenden, expedieeren; You will have a good —-off = we zullen je een "zetje" geven; een afscheidsfuif geven; They gave him a —-off = deden hem uitgeleide; We have sent him to Coventry = wij hebben hem dood verklaard; He was sent to Botany Bay = hij werd naar de strafkolonie gezonden; To — up = opzenden, naar den directeur zenden, omhoog drijven, zich aangeven (for examination); This measure sent up the price = deed stijgen; —er.
- Sendal, [s`end'l], lichte, dunne zijde.
- Seneca, [s`en[e]k[e]]; Senegal, [s|en[e]g`ôl], [s`en[e]g[e]l]: — gum; Senegambia, [s|en[e]g`ambi[e]].
- Senescence, [sin`es'ns], veroudering; adj. Sen`e`scent.
- Seneschal, [s`en[e][vs]'l], hofmeester, ceremoniemeester, baljuw; —ship.
- Sengreen, [s`engr|în], huislook.
- Senile, [s`în(a)il], den ouden dag eigen; Senility, [sin`iliti], ouderdom.
- Senior, [s`îni[e]], subst. oudere of hoogere in rang, chef, primus; adj. ouder, oudste, hooger in rang: He is my — by four years = vier jaar ouder; — clerk = eerste klerk; — counsel = voornaamste raadsman in eene rechtszaak; Seniority, [s|îni`oriti], voorrang of superioriteit door rang, diensttijd: To be promoted by — = volgens ancienniteit.
- Senna, [sen[e]], senebladeren.
- Sennight, [s`en(a)it], acht dagen; This day — (ago) = vandaag voor eene week; This day — (to come) = vandaag over eene week.