Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1084

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

SPEAR.


  • waard; He spoke of it at some length = er uitvoerig over; — out = spreek vrijelijk; He spoke to me under his breath = fluisterde met mij; He wants to be spoken to = moet eens een standje hebben; — up = spreek luid, vrij uit; We have always spoken up for the good qualities in his poetry = hebben het altijd opgenomen voor; We spoke the ship off Dover = praaiden; Speaker = spreker, voorzitter v. het House of Commons: He is an excellent public — = uitstekend redenaar; —ship = voorzitterschap; Speaking: A — likeness = sprekende; — below the mark (within bounds) = ten minste; — on the outside = ten hoogste; — broadly, generally = in 't algemeen gesproken; —-trumpet = scheepsroeper; —-tube = spreekbuis.
  • Spear, [sp`î[e]], subst. speer, lans, spriet; verb. met lans of speer doorboren of dooden, hoog opschieten; —-grass = struikgras, kweekgras; —-hand = rechterhand van een ruiter; —-head = punt v. lans of speer; —man = lansknecht; —mint = groene munt; —-side = mannelijke lijn v. een geslacht; —-thistle = speervederdistel; —-wigeon = middelste zaagbek; Greater —-wort = groote boterbloem; Lesser —-wort = egelboterbloem.
  • Spec, [spek], verk. v. Speculation; —s = verk. v. Spectacles; ook: oogen (schertsend).
  • Special, [sp`e[vs]'l], subst. persoon of zaak voor een bepaald doel aangewezen, extrablad extratrein; adj. bijzonder, buitengewoon, speciaal, extra, uitdrukkelijk, voortreffelijk: Extra — = extratijding; The newspaper —s are not in it with you = de extratijdingen der couranten halen niet bij u; — constable = burger, die bij bijzondere gelegenheden als politiedienaar wordt beëedigd en in dienst gesteld; — train; — verdict = vonnis der jury omtrent de feiten alleen; Specialist = specialiteit; Speciality, [sp|e[vs]i`aliti], bijzonderheid, bijzonder geval: Chance brought him a — = het toeval speelde hem de gelegenheid in handen; Sp|ecializ`ation = toewijding aan een bijzonder vak (van studie, etc.), aanwending of geschiktmaking van een bepaald orgaan voor bepaalde functiën; Specialize = wijden aan een bepaald vak of eene bepaalde functie; Specialty = specialiteit, bijzonder contract.
  • Specie, [sp`î[vs]i], baar geld, klinkende munt.
  • Species, [sp`î[vs]îz], soort, geslacht: —-monger = peuteraar.
  • Specific, [sp[e]s`ifik], subst. onfeilbaar middel, middel voor eene bepaalde ziekte of pijn; adj. soortelijk, bepaald, onfeilbaar: A — for the toothache = onfeilbaar middel tegen; — gravity = soortelijk gewicht; — name = de naam van het geslacht of de familie; Sp|ecific`ation = specificatie, nauwkeurige opgaaf van bijzonderheden; Specify, [sp`esif|a|i], in bijzonderheden vermelden, specificeeren.
  • Specimen, [spesim'n], proef, staaltje, exemplaar: —-book = staalboek; —-page = proefblad; —-scheme of instruction = ontwerp-leerplan.