Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1178

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

TERTULLIAN.


  • Tertullian, [t[^a]t`[a]lj'n], Tertulianus.
  • Terza-rima, [t`[^a]ts[e]-r`îm[e]], tercine; Terzetto, [ter-ts`[e]tou], terzet (muz.).
  • Tessellar, [t`es[e]l[e]], geruit; Tesselated, [t`es[e]l|e|itid], geruit, als mozaïek; T|essell`ation = ruit- of mozaïekwerk; Tessera, [t`es[e]r[e]], klein kubusje van marmer, etc. voor mozaïekwerk; T`e`sseral = Tessellar.
  • Test, [test], subst. toets, toetssteen, onderzoek, proef, reagens, oordeel, kroes tot zuiveren van metaal; verb. toetsen, beproeven, keuren, onderzoeken, attesteeren: Crucial — = vuurproef (fig.); That's a fair — = een geschikte opgaaf (bij een examen, b.v.); To apply a severe — to = aan een streng onderzoek onderwerpen; To put to the — = op de proef stellen; To stand the — = de proef doorstaan; — Act = Eng. wet van 1678-1828, die voor ambtenaren een eed voorschreef waarbij ze betuigden niet Katholiek te zijn; State —ed unadulterated liquor = van rijkswege gekeurde, onvervalschte sterke drank; —-paper = lakmoespapier; —-tube = reageerbuisje; —-types = letters om de gezichtsscherpte te keuren; —able = wat geattesteerd kan worden, in staat een testament te maken of getuigenis af te leggen; —er = toetser. Zie Tester.
  • Testacea, [t|est`e`i[vs][e]], schelpdieren; —n, subst. schelpdier; adj. tot de schelpdieren behoorende; Testaceous, [t|est`e`i[vs][e]s], schaal - -; bruingeel: — animals = schaaldieren.
  • Testament, [t`est[e]ment], testament, verbond: New —; Old —; —al, —ary, [t|est[e]m`ent'l], [t|est[e]m`ent[e]ri], testamenteel; Testamur, [t[e]st`e`im[e]], testimonium; Testate, [t`estit], subst. die een testament gemaakt heeft; adj. een testament nalatend: To die —; Testator, [t|est`e`it[e]], Testatrix, [t|est`e`itriks], erflater, erflaatster.
  • Tester, [test[e]], oude shilling (onder Henry VIII); vierkante ledikantshemel, plat klankbord (kansel): —-bed = met een hemel. Zie Test.
  • Testicle, [t`estik'l], zaadbal; Testiculate, [t[e]st`ikjulit], Testicular, [t[e]st`ikjul[e]], gelijk een bal.
  • Testification, [t|estifik`e`i[vs]'n], getuigenis; T`e`stif|ier = getuige; Testify, [t`estif|a|i], plechtig verklaren, getuigen, getuigenis afleggen: I shall never — against you = tegen u getuigen; He testified to my good conduct = hij gaf getuige van.
  • Testimonial, [t|estim`o`unj'l], subst. getuigschrift, verklaring, attestatie, hulde, huldeblijk; ook adj.: — dinner = feestmaaltijd ter eere van; — letter; Testimony, [t`estim[e]ni], getuigenis, betuiging, openbaring, Gods woord: In — whereof = ten bewijze waarvan; To bear — = getuigenis afleggen; To call in — = tot getuige roepen.
  • Testiness, [t`estin[e]s], subst. v. Testy, [t`esti], eigenzinnig, knorrig, gemelijk, prikkelbaar.
  • Tetchiness, [t`et[vs]in[e]s], subst. van Tetchy = knorrig, gemelijk.
  • Tether, [t`edh[e]], subst. touw waaraan een grazend dier is gebonden, speelruimte, bevoegdheid; verb. vastbinden, beperken: He came to the end of his — = zijne middelen waren uitgeput; To go to the