Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1201

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

TOMIN.


  • kleedje over kaptafels, enz.; nachtzak; retirade (Amer.): She was at her —, making her — = bezig haar toilet te maken; She hurried through her — = maakte haastig toilet; —-paper = closet-papier; —-sponge.
  • Toison, [t`ô`iz'n], schapevacht: — d'or = Gulden Vlies.
  • Tokay, [t[e]k`e`i], Tokayer (wijn).
  • Token, [t`o`uk'n], teeken, zinnebeeld, herinnering, gedachtenis, vlek: In — of = ten bewijze; —-money = noodmunt of -penning; —ed = met teekens of vlekken.
  • Tola, [t`o`ul[e]], (Br. Ind.) gewicht van ± 11,6 gram.
  • Told, [tould], imperf. en p.p. van to tell.
  • Toledan, [t[e]l`îd'n], (bewoner) van Toledo, [t[e]l`îdou], (zwaard v.) Toledo.
  • Tolerable, [t`ol[e]r[e]b'l], dragelijk, tamelijk, redelijk; subst. —ness; I am tolerably well = vrij goed; Tolerance, [t`ol[e]r'ns], verdraagzaamheid, dragelijkheid, toelating; Tolerant = verdraagzaam, lijdend: To be — of = kunnen verdragen (med.); Tolerate, [t`ol[e]r|e|it], dulden, verdragen, toelaten; T|oler`ation = dulding, verdraagzaamheid: To show — = verdraagzaam zijn.
  • Toll, [toul], subst. tol(geld), marktgeld, staangeld, schatting, maalloon; langzaam en statig klokgelui; — verb. belasten, luiden, slaan, annuleeren, lokken: To exact (take) — = eischen; Thoughts pay no — = zijn tolvrij; To — the funeral bell = de doodsklok luiden; The bell —ed one = sloeg één; —-bar = tol- of slagboom; —booth = tolhuis, gevangenis; —-bridge = tolbrug; —-collector = gaarder; —-corn = maalloon (in den vorm van koren); —-gate = tolhek; —-gatherer = tolgaarder; —-house = tolhuis; —-man = gaarder; —-money; —-union = tolverbond; —able = belastbaar; —age = tol, belasting; —er = tolgaarder, klokluider.
  • Tom, [tom], verk. van Thomas of Tommy, mannetje, kater (= —-cat): I can't answer every —, Dick and Harry = Jan, Piet en Klaas, Jan en alleman; —boy = wildzang; —fool = kwast, hansworst; — verb. zich gek aanstellen; —foolery: A piece of —foolery = een gekkenstreek; — Tiddler's ground = luilekkerland; —-*noddy = ezel, domkop. Zie Tommy.
  • Tomahawk, [t`om[e]h|ôk], subst. Indiaansche strijdbijl; — verb. met een tomahawk dooden: To bury (dig up) the — = vrede sluiten (den strijd beginnen).
  • Tomato, [t[e]m`âtou], [t[e]m`e`itou], tomaat, liefdesappel; —-sauce = tomatensaus.
  • Tomb, [tûm], subst. graf, grafgewelf, graftombe; — verb. begraven, in eene graftombe bijzetten; —-stone = grafsteen; —less.
  • Tombac, [t`omb[e]k], tombak.
  • Tombola, [t`omb[e]l[e]], tombola.
  • Tome, [toum], (zwaar) boekdeel.
  • Tomentose, [t[e]m`entous], [t`o`um[e]ntous], Tomentous, [t[e]m`ent[e]s], wollig, viltig, met dichte haren bedekt; Tomentum, [t[e]m`ent'm], korstzwam.
  • Tomin, [t`o`umin], 12 grains (juweliersgewicht).