Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1253

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

UNEXAMINED.


  • van den bodem, etc. door toevalligen aanleg van spoorwegen of anderszins.
  • Unearth, [[a]n`[^a]th], opdelven, opgraven, rooien, aan het licht brengen: Shall we ever succeed in —ing him? = hem ooit opsporen; I —ed this from an old newspaper = heb dit opgediept; —ly = bovennatuurlijk, ijselijk.
  • Uneasiness, [[a]n`îzin[e]s], ongerustheid, angst: You have given me much —; Uneasy = niet op zijn gemak, ongerust, angstig, stijf, moeielijk, knorrig: Don't be — about him = maak u niet ongerust.
  • Uneatable, [[a]n`ît[e]b'l], oneetbaar; Uneaten = niet gegeten, niet vermetigd.
  • Unedified, [[a]n`edif|a|id], niet gesticht; Un`e`difying = onstichtelijk.
  • Uneducated, [[a]n`edjuk|e|itid], onopgevoed, onwetend, ongeletterd.
  • Uneffaced, [|[a]n[e]f`e`ist], onuitgewischt.
  • Unembarassed, [|[a]n[e]mb`ar[e]st], niet verlegen, onbelemmerd, onbezwaard.
  • Unemotional, [|[a]nim`o`u[vs][e]n'l], zonder aandoening of gevoel.
  • Unemphatic(al), [|[a]n[e]mf`atik('l)], zonder klem.
  • Unemployed, [|[a]n[e]mpl`ô`id], niet gebruikt, zonder werk: The — = de werkloozen; Unemployment = werkloosheid.
  • Unemptied, [[a]n`em(p)tid], niet geledigd.
  • Unenclosed, [|[a]n[e]nkl`o`uzd], niet ingesloten.
  • Unencumbered, [|[a]n[e]nk`[a]mb[e]d], onbezwaard.
  • Unending, [[a]n`endi[n,]], eindeloos.
  • Unendorsed, [|[a]n[e]nd`öst], niet geëndosseerd.
  • Unendowed, [|[a]n[e]nd`a`ud], niet begiftigd of begaafd; zonder subsidie: — schools.
  • Unendurable, [|[a]n[e]ndj`ûr[e]b'l], onduldbaar.
  • Unengaged, [|[a]n[e]ng`e`id[vz]d], vrij, niet gebonden.
  • Un-english, [[a]n`i[n,]gli[vs]], onengelsch.
  • Unenjoyed, [|[a]n[e]nd[vz]`ô`id], niet genoten.
  • Unentered, [[a]n`ent[e]d], niet opgeschreven, niet aangegeven.
  • Unenterprising, [[a]n`ent[e]pr|a|izi[n,]], niet ondernemend.
  • Unentertaining, [|[a]n|ent[e]t`e`ini[n,]], niet onderhoudend, vervelend; subst. —-ness.
  • Unenthralled, [|[a]n[e]nthr`ôld], niet onderworpen.
  • Unentombed, [|[a]n[e]nt`ûmd], onbegraven.
  • Unenviable, [[a]n`envj[e]b'l], niet benijdbaar; Unenvied, [[a]n`env|id], onbenijd.
  • Unequable, [[a]n`îkw[e]b'l], [[a]n`ekw[e]b'l], ongelijk; Unequal, [[a]n`îkw'l], ongelijk, onvoldoende, niet opgewassen, onbillijk, partijdig, onregelmatig; ook subst.: He is — to that task = niet berekend voor; —led = ongeëvenaard; subst. —ness.
  • Unequipped, [|[a]nikw`ipt], niet toegerust.
  • Unequivocal, [|[a]nikw`iv[e]k'l], ondubbelzinnig, duidelijk; subst. —ness.
  • Unerring, [[a]n`[^a]ri[n,]], onfeilbaar.
  • Unessayed, [|[a]n[e]s`e`id], onbeproefd.
  • Unessential, [|[a]n[e]s`e[n,][vs]'l], niet wezenlijk of absoluut noodig; ook subst.
  • Uneven, [|[a]n`îv'n], ongelijk, oneffen, ongestadig; subst. Unevenness: — of style, — of temper = ongelijkmatigheid.
  • Uneventful, [|[a]niv`entful], onbelangrijk.
  • Unexamined, [|[a]n[e]gz`amind], onbeproefd, niet onderzocht.