Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/127

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

BOLE.


  • schaamd; —-spirited = moedig, dapper; —ness, moedigheid, etc.
  • Bole, [boul], boomstam; tegelaarde; nis.
  • Boleyn, [b`ulin].
  • Bolide, [b`olaid], [b`o`ulid], meteoor.
  • Bolingbroke, [b`oli[n,]bruk], [b`uli[n,]bruk].
  • Boll, [boul], subst. zaaddoos, knop; oude maat voor droge waren, ook lengte- en vlaktemaat; verb. zich tot zaaddoos vormen.
  • Bologna, [b[e]l`o`unj[e]]; Bolognese, [b|o|ul[e]nj`îs], [b|o|ul[e]nj`îz] = Bol`ognian, Bologneesch; inwoner v. B.
  • Bolster, [b`o`ulst[e]], subst. peluw; compres, onderlaag, kussen; verb. met kussens, etc. steunen, kunstmatig ophouden, verdedigen: That opinion is —ed up by the few survivors of the expedition = wordt gesteund, in het leven gehouden; —-case = sloop voor een ; —er, verdediger, ondersteuner.
  • Bolt, [boult], subst. grendel, bout, korte en stompe pijl, langwerpige kogel, rol (geweven stof); bliksemstraal, plotselinge beweging; zeef, buil; verb. grendelen, snel voortloopen, binnenvliegen, op zij springen, op hol gaan, er van door gaan; wegslingeren, afschieten, opjagen, eruit flappen, haastig doorslikken of opdrinken; zich afscheiden van (Amer.); zeeven, zuiveren, onderzoeken: To run, shoot the — = grendelen; They have shot their — = kruit; A fool's — is soon shot = een gek heeft gauw zijn kruit verschoten; A — from the blue = onverwachte, plotselinge (donder)slag (ook fig.); — upright = kaarsrecht; — up against = pardoes tegen . . . aan; We shall — it out = nauwkeurig schiften; The horse —ed (made a —) = ging op hol; She — ed with a count = ging er vandoor met; Do not — your bread and butter = schrok je boterham niet zoo naar binnen; The house —ed the Navy Estimates = deed snel af; —er = deserteur; buil; —ing-cloth = buillinnen; —ing-hutch = zeefvat, builvat; —ing-*mill = builmolen.
  • Bolton, [b`o`ult'n].
  • Bolus, [b`o`ul[e]s], groote pil; bittere pil (fig.).
  • Bomb, [bom], [b[a]m], bom: —-ketch = bom; —-proof = bomvrij; —shell = granaat; —ard, [b[a]mb`âd], [bomb`âd], bombardeeren; —ardier, [b[a]mb[e]d`î[e]], [bomb[e]d`î[e]], bombardier; soort loopkever; —ardment = bombardement.
  • Bombasine = Bombazine.
  • Bombast, [b`ombast], [b`[a]mbast], subst. bombast (stof); bombast (fig.); — verb. opvullen, opblazen; Bomb`a`stic(al) = bombastisch.
  • Bombax, [b`ombaks], zijdewolboom.
  • Bombay, [b`omb`e`i].
  • Bombazin(e), [bomb[e]z`în], [b[a]mb[e]z`în], bombazijn.
  • Bombernickel, [bomb[e]n`ik'l], pompernikkel.
  • Bombic, [b`ombik], tot den zijdeworm behoorend.
  • Bombus, [b`omb[e]s], oorsuizen; gerommel in de ingewanden.
  • Bombycinous, [bomb`isin[a]s], van zijde gemaakt, zijdewormkleurig; Bombyx, [b`ombiks], zijdeworm.
  • Bona fide, [b`o`unaf`a`idî], bona fide, te goeder