Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1272

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

UNYOKE.


  • Unyoke, [[a]nj`o`uk], uitspannen, het juk afnemen.
  • Up, [[a]p], verb. opspringen, aanleggen; adv. op, omhoog, op de been, in het zadel, etc.: He —ped gun, and let drive at a young hare = legde aan en schoot op; His blood is — = hij kookt van woede; Shall we play fifty —? = vijftig uit (bilj.); The game is — = het spel is uit, verloren; The House is — = het Parlement is gesloten; The quarter is — = het kwartaal is verschenen; The street is — = is opgebroken; The sun is — = is op; Time is — = de tijd is om; All the town is — = in rep en roer, opstand; To be — at seven = op(gestaan); It is all — with him = hij is totaal geruïneerd; We shall be — with another covey in five minutes = binnen 5 minuten treffen we weer aan; What's —? = wat is er aan de hand; He came — to me = kwam naar mij toe; He came — with me = hij haalde mij in; The river is frozen — = dichtgevroren; The emigrants went — (the) country = trokken verder het land in (Amer.); We went — to the hub = tot het uiterste punt; He will not go — for his examination = zal zich niet onderwerpen; The students go — to-morrow = keeren naar de academie terug; To sail — a river, stream = de rivier op, tegen den stroom op; — and down = op en neer; The —s and downs of life = de wisselvalligheden des levens; I have been attached to him from my youth — = van mijne jeugd af; He is well — in English = kent goed Engelsch; Hold your tongue — there = daar ginder, daar boven; To go — to town = naar stad; He agreed with me — to a certain point = tot op zekere hoogte; That fellow is — to snuff (to a thing or two, a trick or two) = dat is een gladde kerel, slimme kwant; — to this time = tot dezen tijd toe; We waded — to our knees through the snow = tot aan de knieën; What are you — to? = wat voert gij uit (in 't schild); He is — to mischief = voert kattekwaad uit; I am — to what you mean = begrijp; Do you think he is — to the task? = berekend voor die taak; The candidate is not — to the mark = is onvoldoende.
  • Upas(-tree), [j`ûp[e]s(tr|î)], upas(boom)
  • Upbear, [[a]pb`ê[e]], ondersteunen, schragen, opheffen: His firm faith upbore him = zijn onwankelbaar geloof schraagde hem.
  • Upbraid, [[a]pbr`e`id], verwijten, berispen: He —ed me for having been there = nam mij onder handen; —ing; —er.
  • Upbringing, [[a]pbr`i[n,]i[n,]], grootbrengen, opvoeding.
  • Upham, [`[a]p[e]m].
  • Upheaval, [[e]ph`îv'l], verheffing, opheffing, omwenteling; Upheave, [[e]ph`îv], opheffen, zich verheffen.
  • Upheld, [[a]ph`eld], imp. en p.p. van to uphold.
  • Uphill, [`[a]ph|il], bergopwaarts(ch), moeilijk: That's — work = dat werk valt niet mee.
  • Uphold, [[a]ph`o`uld], omhoog houden, steunen, schragen, handhaven, verdedigen: Their Lordships upheld the judge's find-*