Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1336

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

WILLY-NILLY.


  • Willy-nilly = of hij wil of niet, weifelend, onbetrouwbaar.
  • Willy, [w`ili], Wim.
  • Wilt, [wilt], verwelken, slap worden, ontzenuwen.
  • Wilton, [wilt'n]: — carpet, soort. v. pluche of velours tapijt; Wiltshire, [w`ilt[vs][e]].
  • Wily, [w`a`ili], sluw, slim.
  • Wimble, [w`imb'l], subst. drilboor; verb. boren, drillen.
  • Wimbrel, [w`imbr'l]. Zie Whimbrel.
  • Wimple, [w`imp'l], subst. kap waarmede de priesters worden bekleed bij de aflegging der geloften; zwarte kap der nonnen; verb. met een kap bedekken, omsluieren, rimpelen, kronkelen: The wimpling waves = gerimpelde golven.
  • Win, [win], subst. overwinning, gewonnen partij, succes; verb. winnen, verkrijgen, behalen, overwinnen, zegevieren, bewegen, overreden: — her and wear her = win haar en koester haar; Who —s loses = qui perd gagne; He could not — the ear of the audience = zijn gehoor niet boeien; To — one's way = (langzaam) vorderingen maken; He has won me over = mij overgehaald; We have won through this dreary time by the help of illusions = zijn dezen naren tijd te boven gekomen; That has won upon the hearts of the people = het hart der menschen ingepakt; We have won upon the enemy = een voordeel behaald op; He so won upon me that {{...|4 = kreeg me zoover; —ner = winner; —ning = bekoorlijk, innemend (—s = winst): To have a —ing way with a person = zich bemind maken bij; —ing-post = eindpaal (bij wedrennen).
  • Wince, [wins], terugdeinzen (at), ineenkrimpen, uitvluchten zoeken: He —d from the very thought of death = ijsde bij; He —d under the blow = kromp ineen; Without wincing = zonder een spier te vertrekken.
  • Winch, [win[vs]], subst. haspel, lier; verb. ophijschen met een lier.
  • Winchelsea, [w`int[vs][e]ls|î]; Winchester, [w`int[vs][e]st[e]: — rifle = soort geweer.
  • Wind, [wind], wind, tocht, lucht(druk), adem, opgeblazenheid, blaasinstrument; verb. luchten, laten doorwaaien, achter adem brengen, afjakkeren, op adem laten komen: Wood —s = houten blaasinstrumenten; The delicacy of the — in the prelude = het fijn opgevatte gedeelte voor de blaasinstrumenten; —s and strings = blaasen strijkinstrumenten; The four —s = streken van het kompas; Short — = korte adem; Sound of — and limb = gezond van lijf en leden; Before the — = vóór; Close to the — = scherp bij den wind; Down the — = vóór, met den wind mee; Everything here is going down the — = alles gaat te niet, naar de maan; We were steaming in the teeth of the — (= in the —'s eye) = vlak in den wind; There is something in the — = aan de hand, er broeit wat; To have a thing in the — = lucht van iets hebben; He was three sheets in the — = aangeschoten; Near the — = scherp bij: To sail near the —