Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/182

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CHAMPAGNE.


  • Chalcedony, [k|als`ed[e]ni], [k`als[e]d|oni], chalcedoon.
  • Chalcograph, [k`alk[e]gr|af], kopergravure. Chalc`o`grapher = graveur; Chalc`o`graphy = graveerkunst.
  • Chaldaic(al), [kald`e`iik('l)], Chaldeeuwsch; Chaldea(n), [k|ald`î[e](n)], Chaldea (Chaldeeuwsch, Chaldeeër).
  • Chaldron, [t[vs]`ôldr'n], koren- en kolenmaat (1163,157 L. koren; 2888,9752 L. kolen).
  • Chalet, [[vs]al`e], Zwitsersch landhuisje.
  • Chalice, [t[vs]`alis], kelk, avondmaalsbeker; —d = kelkachtig.
  • Chalk, [t[vs]`ôk], subst. krijt, krijtstreep; verb. met krijt mengen (schrijven, teekenen), aankalken, schetsen: French — = kleermakerskrijt; He is better than you by a long —, by long —s = oneindig beter; Not by a long — = op verre na niet; These things are as different as — from cheese, as — and cheese = verschillen hemelsbreed; I found my way —ed out for me = aangewezen; I will — it down = aankalken; To — down a scheme = schetsen; —-stone = jichtknobbels; —-Sunday = de eerste Zondag van den Vastentijd (Ierland), waarop de meisjes de vrijgezellen krijt op hun jas smeerden; —iness = krijtachtigheid; -y = krijtachtig; jichtknobbelachtig.
  • Challenge, [t[vs]`al'n[vz]], subst. uitdaging, aanroeping (van een schildwacht), wraken (van een lid der jury of een getuige), aanslaan der jachthonden; verb. uitdagen, bestrijden, inroepen, eischen, wraken: I — contradiction = ik tart iedereen mij tegen te spreken; —r = uitdager, etc.
  • Chalybeate, [k[e]l`ibi-it], adj. ijzerhoudend: — spring.
  • Chamade, [[vs][e]m`e`id], chamade.
  • Chamber, [t[vs]`e`imb[e]], subst. vertrek, kamer (in verschillende beteekenissen); verb. sluiten in (voorzien van) een kamer: —s = een reeks deftig gemeubileerde kamers, zittingzaal, privaat-bureau van een barrister in een Inn: He had been toiling at —s all day = op zijn bureau; — of Commerce = Kamer van Koophandel; — of a lock = schutkolk; —-council = —-counsel = advocaat, die slechts Chamber-practice uitoefent; diens advies; geheim advies (gedachte); —-maid = kamermeisje; —-master = schoenmaker, die thuis voor magazijnen werkt; —-music; —-pot; —-stool = nachtstoel; —ed: A six—-ed revolver.
  • Chamberlain, [t[vs]`e`imb[e]lin], kamerheer: Lord — = een der 14 dignitarissen van His Majesty's Household.
  • Chambers, [t[vs]`e`imb[e]z].
  • Chameleon, [k[e]m`îl'n], chameleon.
  • Chamfer, [t[vs]`amf[e]], subst. groef; verb. canneleeren.
  • Chamois, [[vs]`ami], [[vs]`amwô], gems, gemsleder; adj. geelbruin.
  • Chamomile, [k`am[e]m`a`il], kamille.
  • Champ, [t[vs]amp], bijten (van een paard op zijn gebit), kauwen, stuk bijten: To — the bit = mokken (fig.).
  • Champagne, [[vs]amp`e`in], champagne.