Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/248

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

COUNTERACT.


  • = Raad van State; geheimraad; —-board = raadstafel, raad; —lor = raadslid, raad; —-man = gemeenteraadslid.
  • Counsel, [k`a`uns[e]l], subst. raad, overleg, onderzoek, plan; advocaat, rechtskundige; verb. raadgeven, aanraden: Good — is never out of date = komt altijd gelegen; Don't tell her; she cannot keep —, her own — = de zaak niet stil (geheim) houden; He took — with his friends = raadpleegde; To take — of one's pillow = zich op iets beslapen; —lor = raadsman; —lorship = ambt van C.
  • Count, [kaunt], subst. getal, berekening, waarde, schatting; punt van aanklacht, onderdeel van eene beschuldiging; (niet Engelsche) graaf; verb. optellen, rekenen, achten, rekenen op: He was beaten on that — = op dat punt verslagen; He keeps no — = telt of controleert niet; I lost the — of the hours = wist van geen uur of tijd meer; You must take no — of it = er geene rekening mee houden, er niet om geven; Without taking it into — = mee te tellen; How many fingers have we got? Five, if you the thumb in = meetelt; To — out the House = de zitting verdagen wanneer na telling is vastgesteld dat het vereischte aantal leden (40) in 't Lagerhuis niet aanwezig is (Vergelijk To move a — = zulk eene telling voorstellen); I should — myself a coward = achten, beschouwen als; —-palatine, [—p`al[e]t(a)in], paltsgraaf; titel van den bestuurder van een der in vroegeren tijd met bijzondere privilegiën begiftigde Counties Palatine; —-wheel = tandrad voor het slagwerk; —able: It is — on the fingers of your hands = ge kunt het op uw vingers natellen (fig.); —ess = gravin.
  • Countenance, [k`a`unt[e]n'ns], gelaat, uitzicht, blik, gezicht; gunst, steun, aanmoediging; verb. steunen, begunstigen: The church gave — to the party = steunde; He kept his — = beheerschte zich, hield zich goed; He got quite out of — = raakte van zijn stuk (in de war, ontmoedigd); That put him out of — = deed hem beschaamd staan; To put in — = kalmeeren; The authorities —d the school-*feast = gaven het schoolfeest door hunne tegenwoordigheid zedelijken steun; —r = beschermer, begunstiger.
  • Counter, [k`a`unt[e]], subst. legpenning, dam-, schaakstuk, fiche (in 't spel); toonbank, teller; boeg (van een paard), tegenstem, tegenstoot, gat (van een schip), valsch spoor, hielstuk; adj. tegenover; verb. tegenwerken, pareeren: Across the — = over de toonbank: To sell spirits across the — = in 't klein drank verkoopen, over de toonbank een borrel schenken; To go — = het spoor verliezen; To run — to = tegenwerken, in strijd zijn met; — to the hearth = tegenover den haard; —-jumper = elleridder.
  • Counteract, [k|a|unt'r`akt], tegenwerken, verijdelen, verhinderen; C|o|unter`a`ction = tegenwerking, reactie; adj. C|o|unter`a`ctive; C`o`unter-agent = wat tegenwerkt.