Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/266

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CURRENCY.


  • Curacy, [kj`ûr[e]si], ambt van een Curate, [kj`ûrit], een door den Rector bezoldigden hulppredikant; zij worden òf levenslang aangesteld (Perpetual) òf "on six months' notice" (Temporal). In het eerste geval noemt men ze thans Vicars; C`urateship = Curacy.
  • Curative, [kj`ûr[e]tiv], genezend; geneesmiddel.
  • Curator, [kjur`e`it[e]], [kj`ûr[e]t[e]], curator; —ship.
  • Curb, [k[â]b], subst. trens (aan een paardetoom), kinketting (= —-chain); trottoirband (= —stone); spat (bij paarden); beperking, dwang; — verb. beperken, bedwingen, leiden, een trens aandoen: To put a sharp — upon = streng in toom houden; —-roof = mansarde (dak).
  • Curd, [k[â]d], subst. wrongel, geklonterde melk (gew. Meerv.); — verb, klonteren, (doen) stremmen; —le = (doen) stremmen, stollen, klonteren: This novel is a regular —ler = een echte sensatieroman; —y = geklonterd.
  • Cure, [kj`û[e]], subst. genezing, herstel; zielzorg, geneesmiddel; — verb, herstellen, genezen, inmaken, zouten, pekelen, rooken, drogen: He has a — of souls = is de zielverzorger van..; This hamlet is in his — = de zielzorg. . . is hem toevertrouwd; I will — him of his cheek(iness) = zijne brutaliteit afleeren; My mother —d the servant of followers = leerde af er vrijers op na te houden; What cannot be —d must be endured = men moet zich in het onvermijdelijke schikken; —-guest = badgast; —r = genezer, geneesmiddel; inzouter, rooker; —less = ongeneeslijk.
  • Curfew, [k`[â]fjû], poortklok; vieravond; avondklok = —-bell.
  • Curialistic, [kj|ûri[e]l`istik], tot de curie behoorend.
  • Curing-house, [kj`ûri[n,]h|a|us], suikeraffinaderij; zouterij.
  • Curio, [kj`ûrjou], rariteit; Curiosity, [kj|ûri`ositi], nieuwsgierigheid, zonderlingheid, rariteit: —-monger = nieuwtjeslooper; —-shop = winkel met antiquiteiten; Curious, [kj`ûri[e]s], zonderling, zeldzaam, keurig, nieuwsgierig, moeilijk te voldoen; subst. —ness; Curioso, [kjûri`o`usou], verzamelaar v. —s; zonderling.
  • Curl, [k[â]l], subst, krul, golving, kronkeling; aardappelziekte; — verb. krullen, kronkelen, golven, kabbelen; —er = Curling speler; —iness = krulligheid; —ing = een spel op het ijs waarbij groote gladde steenen met handvat naar een doel, de tee, worden geslingerd (Schotl.); —ing-tongs(—-irons) = frizeerijzer; —y = gekruld, krullig, golvend.
  • Curlew, [k`[â]ljû], wulp.
  • Curmudgeon, [k[â]m`[a]d[vz]'n], vrek, onaangenaam mensch, vlegel; —ly = vrekachtig.
  • Currant, [k`[a]r'nt], krent, aalbes (= Red —), zwarte aalbes (= Black —), kruisbes (Rough —); —-cake.
  • Currency, [k`[a]r'nsi], stroom, loop, omloop, circulatie, gangbaarheid, waarde, koers, gangbare munt, schatting; Current, [k`[a]r'nt], subst. stroom, loop; adj. stroomend, gangbaar, algemeen verspreid of aangeno-