Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/268

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CUT.


  • Cusp, [k[a]sp], hoorn (van de maan), uitstekende punt, oneffenheid (in het ijs; ook purl genoemd); —idate(d), spits uitloopend.
  • Cuss, [k[a]s] (= Curse), (baloorige) vent (Amer.); —edness = boosaardigheid, dwarsheid (Am.).
  • Custard, [k`[a]st[e]d], vlade; —-cup = vlade-*glaasje of -kopje.
  • Custodian, [k[a]st`o`udj'n], custos, conservator, voogd; adj. Cust`odial; Custody, [k`[a]st[e]di], bewaring, hoede, hechtenis.
  • Custom, [k`[a]st'm], subst. gewoonte, gebruik, klandizie, nering; inkomend recht; jaarlijksche offerande van menschen (bij de Ashantijnen): He lost her — = klandizie; It was the (a) — with them = was gebruikelijk bij hen; —s = in- en uitgaande rechten en accijnzen (ook Duties); —-free = onbelast; —-house = douanenkantoor; —-house officer = tolbeambte; —-law = tariefwet; —able = belastbaar; —ariness = gebruikelijkheid; —ary = gewoonlijk, gebruikelijk: —ary law = gewoonterecht; —er = klant, kwant: I know my —ers = ik ken mijn volkje; A queer —er = rare klant.
  • Custos, [k`[a]stos], bewaarder: — brevium = griffier (bij het vroegere Court of Common Pleas. Zie Court); — rotulorum = vrederechter van een graafschap, en bewaarder der akten van de Quarter Sessions.
  • Cut, [k[a]t], subst. snede, hak, gapende wonde; houw, zweepslag, schok; kanaal, kortere weg; afgesneden stuk, coupon, prent, plaat, het coupeeren (bij kaartspel); vorm, fatsoen, snit; — verb. snijden, slijpen, afsnijden, verdeelen, hakken, kappen, maaien, diep treffen of aandoen, bijten, grieven, coupeeren (van kaarten), drukken; zich snijden, uitsnijden, een kuitenflikker slaan: Let us draw —s = laten we er om trekken (wie het langste stuk papier, etc. krijgt); He gave me the — = negeerde me; He took a short — = nam den kortsten weg; A —-and-come-again = groot stuk vleesch, overvloed, zoodat de gasten zich naar hartelust kunnnen bedienen; A — and dried theory = pasklaar gemaakte; The —-and-thrust hero in a melodrama = de vechtersbaas; He is of the same — with the rest = van het zelfde slag; That was an unkind — indeed = dat was al heel onhartelijk; That's where it —s = dat is het pijnlijke ervan; Let us — = uitsnijden, er van door gaan; To — an acquaintance = negeeren, niet willen kennen; — your scientific cackle = schei uit met je wetenschappelijk gewauwel; He — a caper = hij maakte een bokkesprong; — your coat according to your cloth = zet de tering naar de nering; He —s a dash = maakt veel vertoon; He — a noble figure = speelde een mooie rol, gedroeg zich kranig; I will — the lecture = ga niet naar 't college; To — to pieces = in stuken snijden, hakken; To — somersaults = buitelingen maken; He — his stick = schuurde zijn piek; To — one's wisdom-tooth = zijn verstandskies krijgen; Let us — across