Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/287

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

DELL.


  • brengen, leveren, in-, op-, uitleveren, bestellen, overgeven, uitspreken: To — a message = overbrengen; To be —ed in 8 days, at B = te leveren; To be —ed immediately = in handen (op brieven); She was -ed of a boy = beviel van een jongen; —ed in my trust = mij toevertrouwd; The fortress was —ed up (over) = overgegeven; He —ed himself up = gaf zich in handen der politie; —able = te leveren; —ance = bevrijding, beslissing, vrijspreking; —er = verlosser, overbrenger; —y, [dil`iv'ri], verlossing, bevrijding, uitspraak, (wijze van) voordracht, levering, bestelling; —y-pipe = afvoerpijp; —y-window = loket.
  • Dell, [del], nauw dal.
  • Deliac, [d`îli[e]k], uit Delos; artistieke vaas; Delos, [d`îlos]; Delphian, [d`elfi[e]n], Delphic, [d`elfik], Delphisch, raadselachtig.
  • Delphin(e), [d`elfin], den dauphin betreffend: — classics = de voor het gebruik van den Dauphin (zoon van Lod. XIV) bestemde uitgaven der klassieken; Delphine, [d`elfin], tot de dolfijnen behoorend.
  • Delta, [d`elt[e]], de Grieksche D = ; delta; —-leaved = met -vormige bladeren; Deltaic, [d|elt`e`iik], Delta . . .; D`eltific`ation = deltavorming; Deltoid, [d`eltôid], deltavormig; deltaspier.
  • Deludable, [dil(j)`ûd[e]b'l], licht te misleiden; Delude, [dil(j)`ûd], bedriegen, misleiden; —r = misleider.
  • Deluge, [d`eljud[vz]], subst. watervloed, zondvloed, groote menigte, ramp; verb. overstroomen, overstelpen: After me the —.
  • Delusion, [dil(j)`û[vz]'n], bedrog, bedriegerij, waan, begoocheling; adj. Delusive, [dil(j)`ûsiv]; subst. —ness; Delusory, [dil(j)`ûs[e]ri] = Delusive.
  • Delve, [delv], graven, uitvorschen.
  • Demagogic(al), [d|em[e]g`od[vz]ik('l)]; Demagogism, [d`em[e]g|od[vz]izm], de beginselen van een volksleider; Demagogue, [d`em[e]g|og], volksmenner.
  • Demain, [dim`e`in]. Zie Demesne.
  • Demand, [dim`ând], subst. eisch, vraag, behoefte; vordering; verb. eischen, vorderen: — and supply = vraag en aanbod; In great — = Much in — = zeer gezocht, in trek; On — = op verlangen; Payable on — = op zicht; —ant = eischer; —er = schuldeischer, adressant.
  • Demarcate, [dim`âkeit], de grenzen vaststellen; subst. Demarcation, [d|îmâk`e`i[vs]'n], afpaling, grenslijn.
  • Demean, [dim`în], (zich) gedragen of houden; (zich) vernederen of verlagen; —our, [dim`în[e]], gedrag, houding.
  • Dementate, [dim`entit] = Dem`e`nted = waanzinnig, krankzinnig; subst. —ness = Dementia, [dim`en[vs][e]], krankzinnigheid, waanzin, idiotisme.
  • Demerara, [d|em[e]r`âr[e]].
  • Demerit, [dim`erit], gebrek, blaam, schuld, wangedrag, onwaardigheid.
  • Demersed, [dim`[â]st], onder water groeiend.
  • Demesne, [dim`în], domein, grondbezit; gebied: The —s of the school = het gebied.
  • Demi, [d`emi]: —god, halfgod; —-john =