Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/31

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

AFFRAY.


  • Affray, [[e]fr`e`i], kloppartij, ruzie, standje.}}
  • Affright, [[e]fr`a`it], schrik aanjagen, doen schrikken; ook subst.
  • Affront, [[e]fr`[a]nt], subst. hoon, beleediging; verb. beleedigen, weerstaan: —ed at = beleedigd over.
  • Affusion, [[e]fj`û[vz]'n], begieting, besprenkeling.
  • Afghan, [`afgan], adj. en subst.; Afghanistan, [|afg|ânist`ân], [|afg`anist|an].
  • Afield, [[e]f`îld], naar of op het veld, van huis: That would lead me too far — = zou mij te ver voeren.
  • Afire, [[e]f`a`i[e]], in brand, gloeiend: She was all — = vuur en vlam (fig.).
  • Aflame, [[e]fl`e`im], vlammend; in vuur (fig.).
  • Afloat, [[e]fl`o`ut], vlot, drijvend, overstroomd; uit de verlegenheid, aan den gang, onzeker.
  • Afoot, [[e]f`ut], te voet, in beweging, op de been, gaande.
  • Afore, [[e]f`ö], te voren, vroeger; —named, —said = voornoemd; —thought = voorbedacht; —time = vroeger.
  • Afraid, [[e]fr`e`id], bevreesd: He is more — than hurt = schreeuwt harder dan noodig is; Don't be — of him = bang voor; I am — for you = om uwentwil vrees ik.
  • Afresh, [[e]fr`e[vs]], opnieuw.
  • Africa, [`afrik[e]], Afrika; African, Afrikaan(sch); Africander, [`afrik|and[e]], [afrik`and[e]], Afrikaander.
  • Aft, [âft], naar de achterzijde van het schip: Fore and — = van vóór- tot achtersteven.
  • After, [`âft[e]], na, later, daarna: — you with the match = na u; — all = bij slot van rekening; — (in) my opinion = volgens mijne meening; I don't know what he is — = hij bedoelt, tracht te verkrijgen; He was — it = wou het zien te krijgen; I will look — it = er naar zien, er voor zorgen; A year — = een jaar later; The year — = het volgende jaar; —-ages = volgende eeuwen; —-birth = nageboorte; —-clap = nakomende (onverwachte) slag; verrassing, naspel; —-cost = bijkomende kosten; —-crop = nalezing; —day(s) = latere dagen, toekomst; —-glow = nagloed; —-grass (—-math) etgroen; —noon, [âft[e]n`ûn], namiddag; —-pains = napijnen; —-thought = nader inzien, nadere overweging; nakomertje; —-time = overuren; —-tossing = nadeining; Afterings = de laatste uit de koe gemolken melk; Aftermost = het meest naar achter; achterschip; Afterward(s), [`âft[e]w[e]d(z)], later, naderhand.
  • Aga, [`âgâ], [[e]g`â], [`ag[e]], [`e`ig[e]], aga.
  • Again, [[e]g`en] of [[e]g`e`in], opnieuw, weer: — and — = herhaaldelijk; He received as much — = nog eens zooveel; The bell rang — = weerklonk luide, krachtig; What are they called —? = hoe heeten zij ook weer? = en verder, om een ander voorbeeld te nemen; She was loved — = vond wederliefde; At times she was affable, she was reserved = soms. . . dan weer.
  • Against, [[e]g`e(`i)nst], tegen(over), strijdig met, met betrekking tot: — the 6th = tegen; The entries — him = posten op zijn naam geboekt; As — = vergeleken met; To talk — time = al maar door praten, om