Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/326

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

DRAW.


  • Drake, [dreik], woerd: —-stone = steentje, om over het water te keilen.
  • Dram, [dram], subst. drachme (60 greinen of 1/8 van een ounce), kleine hoeveelheid, slokje, borreltje; verb. zich aan het gebruik van sterken drank overgeven, trakteeren: Not a — = geen zier; —-drinker = borrelaar; —shop = kroeg.
  • Drama, [dr`âm[e]], drama; —tic, [dr[e]m`atik], dramatisch: The — speed of a railway-train = de werkelijke snelheid van een trein; Thrown —tically together = bont doorééngeworpen; Dramatis Personae, [dr`a`m[e]tis p[â]s`o`unî] = handelende personen; Dramatist = tooneelschrijver; The dr|amatiz`ation of a novel = het omwerken tot een tooneelstuk (The novel was dr`a`mat|ized); Dr`a`mat|urgist = dramaturg; Dr`a`mat|urgy = tooneelschrijfkunst.
  • Drape, [dreip], drapeeren, bekleeden, hullen in; —r = lakenhandelaar: The —rs' Company = een der twaalf groote Londensche gilden; —ry = lakenfabricage, lakenhandel; lakensche goederen; drapeering, draperie; verb. drapeeren.
  • Drastic, [dr`astik], subst. en adj. krachtig werkend(middel).
  • Drat, [drat]: — the boys = die "duivelsche" jongens.
  • Draught, [drâft], subst. trek, span, trektouw, slok, vangst, teug, drankje; tocht, zuiging, trek, luchtstroom; schets, eerste ontwerp, klad; het spannen van een boog; detachement, diepgang; wissel; —s = damspel; verb. ontwerpen, concipieeren: At a — = in één teug; A boat with a light — = met geringen diepgang; Ale on — = bier van het vat; — and bottled ale = bier van 't vat en op flesschen; —-animals = trekdieren; —-board = dambord; —-dog = trekhond; —-hole = trekgat (voor smeltovens, etc.); —-ox = trekos; —-screen = tochtscherm; —sman = teekenaar; —y = tochtig.
  • Draw, [drô], subst. trek, haal, vangst, successtuk, getrokken lot, beweegbaar deel van eene brug, voelhoren, onbeslist spel; verb. trekken, uithalen, sleepen; optrekken, terugtrekken, maken, aantrekken, wekken, ontlokken, inzuigen, slaken, aftappen, vergieten, langzaam bewegen, rekken, uittrekken, uitstrekken; teekenen, schetsen, malen; leiden (door zedelijken invloed), overhalen; diepgang hebben: The — of the concerts was immense = trokken ontzaglijk veel menschen; She was a sure — = trok veel menschen; The game ended in a — = bleef onbeslist; To — a bead upon = mikken op; To — blood = een bloedende schram of wonde veroorzaken; To — bridle = stilhouden; To — a covert = het wild opsporen en uit zijn schuilplaats jagen; To — a curtain = dicht trekken; To — a fox = doen 'uitvaren'; To — a letter = opstellen; To — the long bow = met spek schieten; To — a man = door list (vleierij) aan 't praten krijgen; — it mild = maak 't niet te erg; To — money = trekken, opnemen; To — a parallel; He —s a straight furrow = hij is een