Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/335

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

DUMP.


  • Dump, [d[a]mp], plof, smak, somberheid, slechtgeluimdheid (meest —s: I am in the —s = somber gestemd); — verb. neergooien, ledigen, hydraulisch persen, neerploffen (Amer.); —ing-cart = stortkar; —ing-ground = vuilnisbelt (ook fig.); —ish = verdrietig; subst. —ishness; —(t)y = kort en dik, verdrietig.
  • Dumpling, [d`[a]mpli[n,]], appelbol, knoedel.
  • Dun, [d[a]n], subst. lastige schuldeischer, dringende maanbrief, aardwerk; adj. dofbruin, somber; — verb. onophoudelijk manen; visch inzouten op een bijzondere manier zoodat ze een bruine kleur krijgt; —-fish = bruine gezouten kabeljauw; —-fly = kunstvlieg om mede te hengelen.
  • Dunbar, [d[a]nb`â]; Duncan, [d`[a][n,]k'n].
  • Dunce, [d[a]ns], ezel, domkop.
  • Dundalk, [d[a]nd`ôk]; Dundas, [d[a]nd`as]; Dundee, [d[a]nd`î].
  • Dunderhead(ed), [d`[a]nd[e]hed(id)], Dunderpate, [d`[a]nd[e]p|e|it], subst. domkop; adj. dom.
  • Dundonald, [d|[a]nd`on[e]ld]; Dundreary, [d|[a]ndr`îri], banjer; Dunedin, [d[a]n`ed'n].
  • Dune, [dj`ûn], duin.
  • Dunfermline, [d[a]nf(`[â]m)lin].
  • Dung, [d[a][n,]], subst. mest, drek; — verb. bemesten; —-beetle = mestkever; —hill, subst. mesthoop, vuil hok; adj. laag, gemeen.
  • Dungaree, [d|[a]ng[e]r`î], grove (blauwe) katoenen stof.
  • Dungarvan, [d|[a]ng`âv'n]; Dungeness, [d|[a]n[vz][e]n`es].
  • Dungeon, [d`[a]n[vz]'n], subst. kerker; — verb. inkerkeren.
  • Dungy, [d`[a][n,]gi], drekkig, vuil.
  • Dunkeld, [d[a]nk`eld]; Dunkirk, [d`[a]nk[â]k], Duinkerken.
  • Dunlop, [d`[a]nl[e]p], Dunlop; —tyre = fietsband (naar den uitvinder genoemd); vette kaas (Schotl.).
  • Dunmow, [d`[a]nmou]: — flitch = zijde spek vroeger te D. vereerd aan paren, die bezwoeren een jaar en een dag na het huwelijk geen ruzie te hebben gehad.
  • Dunnage, [d`[a]nid[vz]], stuwhout; bagage, kleeren; — verb. stuwen.
  • Dunnish, [d`[a]ni[vs]], dof bruinachtig.
  • Dunnock, [d`[a]n[e]k], bastaard nachtegaal.
  • Dunsinane, [d[a]ns`in[e]n], [d|[a]nsin`e`in]; Dunwich, [d`[a]nid[vz]].
  • Duodecimo, [dj|ûoud`esim|o|u], subst. een boek in duodecimo (formaat); adj. duodecimo (twaalf bladen of 24 bladzijden in een vel).
  • Duologue, [djû[e]log], tooneelstukje met zang voor eene dame en een heer.
  • Dupable, [dj`ûp[e]b'l], lichtgeloovig; Dupe, [djûp], subst. bedrogene, iemand die gemakkelijk bedrogen wordt; — verb. bedriegen; —ry = bedriegerij.
  • Duplicate, [dj`ûplikit], subst. afschrift, duplicaat; adj. dubbel, tweevoudig; — verb. ([dj`ûplik|e|it]) verdubbelen, een afschrift maken; subst. D|uplic`ation; D`uplicature = vouw; Duplicity, [djupl`isiti], bedrog, huichelarij.
  • Durability, [dj|ur[e]b`iliti], duurzaamheid; Durable, [djûr[e]b'l], duurzaam.
  • Dura mater, [d`ûr[e]m`e`it[e]], buitenste harde hersenvlies.