Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/371

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

EWE.


  • Ewe, [i`û], ooi: — cheese = schapekaas; —-lamb; —-neck = hertenhals (van paarden).
  • Ewer, [j`û[e]], lampetkan, waterkan.
  • Ewing, [j`ûwi[n,]].
  • Ex, [eks], (in samenst.), vroeger, gewezen: The —-king Milan.
  • Exacerbate, [[e]gz`as[e]b|e|it], verbitteren, verergeren; subst. Ex|acerb`ation.
  • Exact, [[e]gz`akt], adj. nauwkeurig, precies, methodisch, stipt; verb. eischen, vorderen, afpersen: In —est sort = in de puntjes; —ly so = precies; —ing, veeleischend, streng; —ingness causes much misery = veeleischendheid; —ion = afpersing, buitensporige eisch; —itude = —ness = nauwkeurigheid.
  • Exaggerate, [[e]gz`ad[vz][e]r|e|it], overdrijven, vergrooten; subst. |Ex|agger`ation; adj. Ex`a`gger|ative.
  • Exalt, [[e]gz`ôlt], verheffen, verhoogen, verrukken; —ation, [|egzolt`e`i[vs]'n], verheffing, verrukking, geestvervoering; —ed = hoog, verheven; —edness = exaltatie.
  • Examination, [[e]gz|amin`e`i[vs]'n], onderzoek, ondervraging, verhoor, examen (ook verk. tot Exam, [[e]gz`a`m]): — on paper = Written — = The writing part of an ; Vivâ voce — = vivâ voce); To enter, (to pass, to present oneself for, to retire from) an —; —-paper = examenopgaaf; —-in-chief = ondervraging van de(n) hoofdgetuige; —al: The old —al system = examenstelsel; Examine, [[e]gz`amin], onderzoeken, ondervragen, verhooren, examineeren: I —d into the thing = deed onderzoek naar de zaak; Ex|amin`e`e = examinandus; Ex`a`miner = examinator, onderzoeker, inspecteur, rechter v. instructie.
  • Example, [[e]gz`âmp'l], voorbeeld, patroon, model, opgave: For — = bij voorbeeld; By way of — = als, bij wijze van; I will set (give) you a good — = u een goed voorbeeld geven; Take — from (by) your brother = neem een voorbeeld aan, uw broeder tot voorbeeld; —r = model, voorbeeld.
  • Exanthema, [|eksanth`îma], huiduitslag; koorts, die daarmee gepaard gaat; meerv. Exanthemata, [|eksanth`îm[e]t[e]], [|eksanth`em[e]t[e]].
  • Exarch, [`eksâk], Legaat v. den Patriarch; onderkoning (in Italië) van de Byzantijnsche keizers; —ate, [`eksâk|it], [|eks`âkit], exarchaat.
  • Exasperate, [[e]gz`asp[e]rit], adj. verbitterd, getergd; verb. ([[e]gz`asp[e]r|e|it]) verbitteren, tergen, verergeren; subst. |Exasper`ation.
  • Excalibur, [eksk`alib[e]].
  • Excavate, [`eksk[e]v|e|it], uithollen, uitgraven; |Excav`ation = uitholling, holte, uitgraving, doorgraving; `E`xcav|ator = graafmachine.
  • Exceed, [[e]ks`îd], overtreffen, overschrijden, meer zijn dan, te ver gaan, te buiten gaan: I'll take good care that you don't — = u niet te buiten gaat; I have —ed already = ik heb al boven mijn "taks" gedronken (gegeten), etc.; —ing(ly) = buitengewoon.
  • Excel, [[e]ksel], overtreffen, uitmunten; —lence, [`eks[e]l|ens], uitstekendheid, voortref{{peh