Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/458

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

GET.


  • = dwarsfluit; — Ocean = Noordzee; — sausage = Wiener worst; — silver = pleetzilver; — tinder = tonder, zwam; — toys = Nürnberger speelgoed; Germania, [d[vz][â]m`e`inia], Duitschland; —ic, [d[vz][â]m`anik], Germaansch; —ism = germanisme; —ize = germaniseeren; —y = Duitschland.
  • Germane, [d[vz][â]m`e`in], [d[vz]`[â]mein], subst. en adj. verwant, overeenkomstig, passend: This subject is more — to our circumstances = staat in nauwer verband met.
  • Germinal, [d[vz]`[â]min'l], subst. zevende maand van het republikeinsche jaar (Maart 21-April 20); adj. tot de kiem behoorende; Germinant = ontkiemend; Germinate, [d[vz]`[â]min|e|it], (doen) ontkiemen of ontspruiten; subst. G|ermin`ation; G`e`rmin|ative, kiem {{...
  • Gerrymander, [d[vz]|erim`and[e]], knoeien, slecht bouwen, verknippen van kiesdistricten uit partijbedoelingen (eig. Amer.).
  • Gertrude, [g`[â]trûd].
  • Gerund, [d[vz]`er'nd], gerundium: —-grinder = schoolvos; —ial, [d[vz][e]r`[a]ndj'l], tot een gerund behoorende; —ive, [d[vz][e]r`[a]ndiv], de vorm op ing met eene prepositie daarvoor: On coming, In crossing, etc.
  • Gervas, [d[vz]`[â]v[e]s].
  • Gestation, [d[vz]|est`e`i[vs]'n], dracht, drachtigheid, passieve beweging (rijden, etc.).
  • Gesticulate, [d[vz]|est`ikjul|e|it], gebaren maken; subst. G|esticul`ation; Gesticulator, [d[vz]est`ikjul|e|it[e]], gebarenmaker; Gest`i`cul|atory language = gebarentaal; Gesture, [d[vz]`estj[e]], subst. gebaar, beweging, houding; verb. gesticuleeren; —-language = gebarentaal = Gestural language.
  • Get, [get], krijgen, verkrijgen, verdienen, bezitten, hebben, voortbrengen, overhalen, brengen (in een toestand), worden, leeren: To — the better of = de overhand krijgen, overwinnen; To — a cold = kou vatten, een verkoudheid oploopen; To — the day = de overwinning behalen; You'll — no good by it = het berouwen; To — hold of = vastgrijpen; To — it hot = er flink van langs krijgen; To — a mile = een mijl afleggen; To — the sack = de bons krijgen; I must — wind first = ik moet eerst op adem komen; The affair got wind = werd bekend, lekte uit; I have got the wind of you = ik heb je in de gaten; He is so weak that he cannot — about = dat hij niet loopen kan; It has got about, that you are here = het is bekend geworden; They are —ting ahead = zij gaan vooruit, het gaat hun goed; How are you —ting along = hoe staat het met de zaken? — along with you = och, loop! He has got among thieves = is terecht gekomen; I cannot — at him = kan hem niet bereiken, te pakken krijgen; It is easy to — at him = hem te plagen; The jockey was got at = omgekocht; I could not — away from him = niet van hem afkomen, hem niet kwijtraken; The horse got away with him = ging er met hem van door; One of the boats had been got away = neergelaten en afgestooten; They will — before,