Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/469

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

GO.


  • aan 't werk gaan, aanpakken, beginnen met, opgaan voor (een examen), veel werk maken van: I must — in for a new coat = ik moet aan eene nieuwe jas gelooven; I will — in for it = ik zal er aan meedoen; He went in for a quiet country-place = hij vestigde zich in (nam); This door goes into the garden = komt op den tuin uit; The merchant went into the Gazette = ging failliet; To — into particulars = in bijzonderheden afdalen; We did not — into those matters = roerden niet aan; To — off one's head = verliezen; To — off the rails = dérailleeren; He has gone off = hij is heengegaan, gestorven; Things went off at high prices = de artikelen werden voor hoogen prijs opgekocht; It has gone off very well = het is heel goed gegaan; She is —ing off (in her looks) = zij wordt er niet mooier op; The gun went off = geweer ging af; He succeeded at his first —-off = eerste poging, eersten slag; He went on = ging door, voort, "ging aan", trad op (tooneel); Gone on a girl = verliefd op; Comparisons never — on all fours = vergelijkingen gaan altijd mank; She is —ing on for middle-age = komt al op middelb. leeftijd; Ministers have gone out of office = hebben hunne portefeuilles neergelegd; With her something seems to have gone out from my life = door haar (vertrek, etc.) schijnt er iets aan mijn leven te ontbreken; Her thoughts went out to tea (to him) = hare zinnen zetten zich op thee (op hem); To — over = gaan over, dóórloopen, bezichtigen, overgaan (kathol. worden); We have gone over this book together = dit boek doorgewerkt, nagegaan; To be gone over a thing = zich ergens heel druk over maken; We went through the accounts = rekenden af; We have gone through much suffering = veel leeds geleden; Now that you have begun you must — through with it = moet gij het ook doorzetten; — to = och loop! begin! ga door; He went to law = ging procedeeren; Two things — to this = twee zaken zijn hiervoor noodig; He goes under that title = is bekend onder; We will not — upon such principles = niet volgens die beginselen handelen; What went with her is not known = wat met haar gebeurde; This colour does not — with her bonnet = past niet bij haar hoed; You will have to — without your dinner to-day = het zonder middageten moeten stellen; To — abroad = naar het buitenland gaan; To — ahead = vooruit gaan; To — aloft = naar boven (in het tuig) gaan; To — astray = verdwalen, zondigen, den verkeerden weg opgaan; To — bad = bederven; That does not — far enough = is niet toereikend; To — the whole figure (the whole hog) = consequent doorzetten, volhouden; To — halves = voor de helft staan; It will — hard with you = je zult het hard te verduren hebben: het zal je veel moeite kosten; — it, old boy = raak hem, toe maar; They have been —ing it = zij zijn er van door geweest; I will not