Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/50

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ANTINOME.


  • luchtdraad (Draadl. telegr.); Ant`e`nnal, voelhorensdragend of betreffend.
  • Antenuptial, [|antin`[a]p[vs]'l], vóór de bruiloft of het huwelijk gebeurende.
  • Antepenult(imate), [|antipin`[a]lt(im|e|it)], derde lettergreep van achteren.
  • Anteprandial, [|antipr`andj'l], vóór den maaltijd.
  • Anterior, [ant`îri[e]], voorafgaand, vroeger; Anteri`o`rity, voorafgaan, voorrang; hoogere ouderdom.
  • Ante-room, [`antirûm]; Zie Antechamber.
  • Anthem, [`an-th'm], beurtzang, hymne: The national — = het volkslied.
  • Anthemis, [`an-th[e]mis], kamille.
  • Anther, [`an-th[e]], helmknop.
  • Anthology, [an-th`ol[e]d[vz]i], bloemlezing.
  • (St.) Anthony's fire, [`ant[e]nizf`a`i[e]], (St.) Antoniusvuur (soort roos).
  • Anthracite, [`an-thr[e]s|a|it], anthraciet.

Anthropography, [|an-thr[e]p`ogr[e]fi], anthropographie; Anthropology, [|an-thr[e]p`ol[e]d[vz]i], anthropologie; Anthropom`o`rphic = mensch-*vormig, menschachtig; Anthropomorphism, [an-throup[e]m`öfizm], het toeschrijven van menschelijken vorm en menschelijke eigenschappen aan de Godheid; vergelijken van dieren en planten met den mensch; Anthropophagi, [|an-threp`of[e]d[vz]ai], menscheneters; Anthropotomy, [|an-thr[e]p`ot[e]mi], ontleedkunde (van den mensch).

Anti, [`anti], tegen, strijdig met.

Antibacchius, [|antib`aki[e]s], versvoet (- - ).

Antibilious, [|antib`ilj[e]s] = tegen de gal.

Antic, [`antik], kluchtig, grappig; subst. grappenmaker, hansworst; klucht, grimas.

Antichrist, [`antikr|a|ist], Antichrist; Antichr`i`stian, tegen het Christendom; vijand van het Chr.

Anticipate, [ant`isip|e|it], anticipeeren (op), bij voorbaat doen, vooruitloopen op, voorzien, vooraf gevoelen, vooruit betalen, verhinderen; subst. Anticipation, [|antisip`e`i[vs]'n]: Beyond — = boven verwachting; By (In) — = bij voorbaat: He rejoiced in — = al vooruit; |Ant`i`cipative; |Ant`i`cipatory = anticipeerend.

Anticlimax, [`a`ntikl|a|im[e]ks], of [|antikl`a`im[e]ks], het belachelijk verhevene (in stijl).

Antidotal, [`antid|o|ut[e]l], als tegengif dienend; `A`ntid|ote = antidotum, tegengift.

Antidrinkist, [|antidr`i[n,]kist], afschaffer: My friend is both an anti-smokist and an —.

Antifebrile, [|antif`ebril] of [|antif`îbril], subst. geneesmiddel tegen de koorts; adj. koorts-*stillend.

Antifederal, [antif`ed'r[e]l], tegen bondgenoot-*schappelijke vereeniging; —ism, antifederalisme; —ist, antifederalist.

Antigropelos, [|antigr`opil|os] of [|antigr`opil|o|uz], waterdichte lederen beenbeschermers, soort rijlaarzen.

Antilles (The), [(dh|i) |ant`il|îz], de Antillen.

Antilogy, [ant`il[e]d[vz]i], tegenstrijdigheid.

Antimacassar, [|antim[e]k`as[e]], antimacassar.

Antimonial, [|antim`o`unj'l], adj. antimoon. . .; subst. antimoniumhoudende medicijn; `A`ntimony, antimoon.

Antinome, [`antinoum] = Antinomy, [|ant`in[e]mi], antinomie.