Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/539

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

HUMBLE.


  • nier van vastpakken (bij het worstelen): verb. omhelzen, in de armen drukken, pakken, liefkoozen, vleien, dicht houden aan: She —ged herself with the idea of getting rid of him = zij verkneuterde zich in de gedachte; He —ged his constituents (constituency) = praatte zijne kiezers naar den mond; The ship —ged the shore = hield dicht langs de kust.
  • Huge, [hjûd[vz]], zeer groot, kolossaal; subst. —ness.
  • Hugger-mugger, [h`[a]g[e]m`[a]g[e]], subst. heimelijkheid, geheimhouding; wanorde; adj. geheim, heimelijk; slordig, armzalig.
  • Huggins, [h`[a]ginz]; Hugh, [hjû]; Hughenden, [hj`û[e]nd'n], [h`it[vs][e]nd'n]; Hughes, [hjûz].
  • Huguenot, [hj`ûg[e]not], Hugenoot; —ism.
  • Hulk, [h[a]lk], romp v. een afgedankt schip, klomp, plomp mensch: The —s = oude schepen als gevangenis gebruikt voor galeiboeven, enz.; —ing = plomp, log, onbeholpen = —y.
  • Hull, [h[a]l], schil, dop, romp (van een schip): The ship is — down = het schip is zoo ver verwijderd, dat alleen de masten nog zichtbaar zijn.
  • Hullabaloo, [h[a]l[e]b[e]l`û], lawaai, drukte, geschreeuw.
  • Hulme, [hûm].
  • Hum, [h[a]m], subst. gegons, gemompel, gebrom, gesnor (van een wiel), sterk aangezet bier, beetnemerij, mop; verb. gonzen, snorren, brommen, neuriën, beetnemen: — and ha(w) = stotteren, niet uit zijn woorden komen; interj. h'm, hum! I do not like —ming and ha'ing = ik houd niet van die bedekte, ontwijkende antwoorden; To make things — = leven in de brouwerij brengen; doen floreeren. Zie Humming.
  • Human, [hj`ûm'n], adj. menschelijk, aardsch; mensch; Humane, [hjum`e`in], humaan, menschlievend, vriendelijk, zacht: The Royal — Society = Maatschappij tot Redding van Drenkelingen (gesticht in 1774); Humanism, [hj`ûm[e]nizm], humanisme; menschelijke natuur; Humanist = humanist; adj. H|uman`i`stic(al); Humanitarian, [hj|ûm[e]nit`êri[e]n], subst. iemand, die gelooft dat Jezus een mensch was; iemand die in de voortgaande volmaking der menschheid gelooft, philanthroop; adj. menschlievend; Humanity, [hjum`aniti], menschelijkheid, menschheid, menschlievendheid: The Humanities = de klassieke letteren, enz., Humaniora; H|umaniz`ation, subst. v. Humanize, [hj`ûm[e]n'a'iz], beschaven, veredelen, menschelijk maken; Humankind, [hjûm[e]nk`a`ind], [hj`ûm[e]nk|a|ind], de menschheid; Humanly: — speaking = menschelijkerwijs gesproken.
  • Humble, [h`[a]mb'l], adj. nederig, bescheiden, onderdanig; verb. vernederen, onderwerpen; —-bee = hommel; —-mouthed = bescheiden, deemoedig; —-pie = pastei van herteningewand (= Humbles) die vroeger het dienstpersoneel kreeg bij jachtmaaltijden: He has eaten —-pie = hij heeft zoete broodjes gebakken; —-plant = kruidjeroermeniet.