Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/548

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ICHOR.


  • Ichor, [`(a)`ik[e]], godenbloed, bloed, bloedwater, waterige etter.
  • Ichthyocolla, [|ikthi[e]k`ol[e]], vischlijm; Ichthyolite, [`ikthi[e]l|a|it], vischsteen; Ichthyology, [|ikthi`ol[e]d[vz]i], kennis der visschen.
  • Ichthyosaurus, [|ikthi[e]s`ôr[e]s], ichthyosaurus, voorwereldlijke vischhagedis.
  • Icicle, [`a`isik'l], ijskegel.
  • Iciness, [`a`isin[e]s], koude, kilheid, koelheid.
  • Icing, [`a`isi[n,]], suikerglazuur; —-machine ijsmachine.
  • Icon, [`a`ikon], [`a`ik'n], icon.
  • Iconoclasm, [aik`on[e]klazm], beeldstormerij; Iconoclast, [aik`on[e]klast], beeldstormer; Iconocl`a`stic(al), beeldstormerig, radicaal.
  • Iconolator, [|a|ik[e]n`ol[e]t[e]], beeldendienaar; Icon`o`latry = beeldendienst.
  • Icosahedron, [|a|ik[e]s[e]h`îdr'n], [|a|ik[e]s`[e]hedr'n], twintigzijdige figuur.
  • Icteric, [ikt`erik], geelzuchtig; middel tegen geelzucht: — disease = geelzucht.
  • Ictus, [`ikt[e]s], rhythmus: — solis = zonnesteek.
  • Icy, [`a`isi], ijsachtig, ijskoud; —-pearled = met pareltjes van ijs bedekt. Zie Ice.
  • Ida, [`a`id[e]]; Idaho, [`a`id[e]hou]; Iddesleigh, [`id[e]sli].
  • Idea, [aid`î[e]], denkbeeld, begrip, meening, thema, plan: The — of such a thing! = 't idee! Stel je voor! His fixed — = idée fixe; —l = ideaal, denkbeeldig; subst. ideaal; —lism = idealisme; —list = idealist; adj. Idealistic; —-lity, [|a|idi`aliti], ideale toestand; Idealization, subst. v. —lize, [aid`î[e]l|a|iz], idealiseeren, idealen vormen.
  • Idem, [`a`id'm], idem.
  • Identic(al), [aid`entik('l)], hetzelfde, identiek; Identify, [aid`entif|a|i], vereenzelvigen, de gelijkheid bewijzen of bepalen; subst. Identification; Identity, [aid`entiti], identiteit.
  • Ideograph, [`(a)`idi[e]gr|af], zinnebeeldig schriftteeken; Ideographic(al) = ideographisch; —y, [|(a)idi`ogr[e]fi], ideographie.
  • Ideological, [|(a)idi[e]l`od[vz]ik'l], ideologisch, dweepziek; Ideologist = ideoloog, dweper; Ideology = ideologie, dweperij.
  • Ides, [`a`idz]; de 15e van Maart, Mei, Juli en October, en de 13e der andere maanden.
  • Id est, [id est], dat is.
  • Idiocy, [`idj[e]si], domheid, onnoozelheid.
  • Idiograph, [`idj[e]graf], handelsmerk.
  • Idiom, [`idj'm], taaleigen, dialect; —atic(al), [|idj[e]m`atik('l)], idiomatisch, in overeenstemming met het taaleigen.
  • Idiosyncrasy, [|idi[e]s`inkr[e]si], persoonlijke reactie op bepaalde invloeden (van hooikoortslijders bijv.); adj. Idiosyncratic(al).
  • Idiot', [`idj[e]t], idioot; ook adj.: —('s)'fringe = idiotenfranje, ponnies; —ic(al), [idi`otik('l)], idioot; —ism = idiotisme.
  • Idle, [`a`id'l], nietsdoende, leegloopend, niet aan 't werk; traag, lui, ongebruikt, nutteloos, onbeduidend; ijdel; — verb. den tijd in ledigheid doorbrengen, leegloopen, luieren, verlummelen (away): To be kept — = leeg (moeten) loopen; — story = praatje; — talk = beuzelpraat; —-wheel = wiel, dat de beweging van het ééne rad op het andere overbrengt; —ness: Hours of —ness = ledige uren; —r = leeglooper,