This page needs to be proofread.
INSTRUCT.
- = —orship = opzienerschap, inspectie (-district).
- Inspiration, [inspir`e`i[vs]'n], inademing, ingeving, inspiratie; —al = geinspireerd, inspireerend; —ist = iemand die gelooft dat ieder woord van den Bijbel door den H. Geest is ingegeven; Inspiratory, [insp`a`ir[e]t[e]ri], [`inspir[e]t[e]ri]: — muscle = longspier; Inspire, [insp`a`i[e]], inademen, ingeven, inboezemen, bezielen.
- Inspirit, [insp`irit], bezielen, geest en leven mededeelen, opwekken, moed geven.
- Inspissate, [inspisit], adj. verdikt; — verb. ([insp`iseit], [`inspiseit]), verdikken, indampen; dik worden; subst. Inspiss`ation.
- Instability, [inst[e]b`iliti], onbestendigheid, wankelmoedigheid.
- Install, [inst`ôl], met een ambt bekleeden, installeeren; —`ation = installatie; —ment = installatie, afdoening, termijn (van betaling), gedeelte: They bought a piano on the —ment plan = op afbetaling in termijnen; The article will be inserted in —ments = bij gedeelten.
- Instance, [`inst'ns], subst. aandrang, verzoek, instantie, geval, voorbeeld; — verb. een voorbeeld aanhalen of geven: At the — of = op aandrang van; He resigned at the — of popular clamour = op den krachtigen aandrang der volksstem; For — = bij voorbeeld; It was a kind thought in the first — = in de eerste plaats; Instant, [`inst'nt], loopend, dadelijk, dringend; subst. oogenblik; The fifth inst(ant) = de 5de dezer; This —, On the — = dadelijk; Instantaneous, [inst'nt`e`inj[e]s], oogenblikkelijk, in een oogenblik, moment - -; subst. —ness; Instanter, [inst`ant[e]], dadelijk, onmiddellijk; Instantly = dadelijk: We expect it — = elk oogenblik.
- Instate, [inst|e|it], aanstellen, plaatsen.
- Instauration, [|instôr`e`i[vs]'n], hernieuwing, herstelling.
- Instead of, [inst`ed[e]v], in plaats van.
- Instep, [`instep], wreef (van den voet): To be (To go) high in the — = den neus in den wind steken.
- Instigate, [`instig|e|it], aansporen, aanzetten, ophitsen; subst. Instig`ation: Under the — of = op aansporing van; Instigator, [`instig|e|it[e]], aanzetter, ophitser.
- Instil, [inst`il], indruppelen, langzamerhand inprenten; subst. —l`ation = —ment.
- Instinct, [`insti[n,]kt], subst. natuurdrift; adj. ([inst`i[n,]kt]), bezield, doordrongen van, vol: — with life; —ive, [inst`i[n,]ktiv], instinctmatig, spontaan.
- Institute, [`institj|ût], subst. instelling, wet, genootschap(sgebouw), (wets)instituut; — verb. instellen, stichten, vaststellen, beginnen, aanstellen: An inquiry was —d into (as to) his actions = ingesteld; Institution, [institj`û[vs]'n], instelling, aanstelling, wet, stichting, genootschap(sgebouw); Instit`utional = instellend, vastgesteld, elementair; Institutor, [`institj|ût[e]], insteller, oprichter: — of law = wetgever.
- Instruct, [instr`[a]kt], onderwijzen, leeren, instrueeren, last geven: To — national opinion = opvoeden; He was —ed out