This page needs to be proofread.
- weg; Mac|adamiz`ation, subst. v. Mac`a`damize, macadamiseeren, een straatweg aanleggen naar het stelsel van Mac-Adam.
- Macaroni, [m|ak[e]r`o`uni], macaroni, mengelmoes; iets uitstekends; fat; M|acar`o`nic = dwaas, ijdel, hansworsterig; uit bont dooreengemengde woorden van verschillende talen gevormd (vers).
- Macaroon, [m|ak[e]r`ûn], macrone (koekje).
- Macassar, [m[e]k`as[e],] Macassar: — oil.
- Macaulay, [m[e]k`ôli].
- Macaw, [mak`ô], roode ara (soort v. papegaai).
- Macbeth, [m[e]kb`eth]; Maccabean, [m|ak[e]b`î[e]n], Maccabeesch; Maccabee, [m`ak[e]bî], Maccabeër; Mac Carthy, [m[e]k`âthi]; Mac Donald, [m[e]kd`on[e]ld], Macdougal, [m[e]kd`[a]g'l]; Macduff, [m[e]kd`[a]f].
- Mace, [meis], staf, scepter; vroegere lange billartqueue, vroegere knots; zwendel, geleend geld; — verb. bedriegen, leenen: On — = op "de pof"; —-bearer = pedel, stafdrager.
- Macedon, [m`asidon]; Macedonia, [m|asid`o`unj[e]], Macedonië; —n, subst. Macedoniër; adj. Macedonisch.
- Macerate, [m`as[e]r||eit], afmatten, kastijden; laten weeken, macereeren; subst. M|acer`ation.
- Machiavel, [m`aki[e]v|el]; —ian, [m|aki[e]v`eli[e]n], subst. en adj. (volgeling) van Machiavelli (1469-1527); sluw, dubbelhartig, trouweloos (mensch); —ism = de beginselen van M., staatkundige dubbelhartigheid.
- Machinate, [m`akin|e|it], kuipen; M|achin`ation = kuiperij; M`a`c`hin|ator = intrigant.
- Machine, [m[e][vs]`în], subst. werktuig, toestel, machine, machinerie, naaimachine, badkoets, fiets, wagen, brandspuit (Amer.); de deus ex machina in drama (= machining God); — verb. machinaal, met behulp eener machine vervaardigen of uitvoeren, op de naaimachine werken: —-gun = soort v. mitrailleuse; —-made = machinaal: —-made manners; —-ruler = linieermachine; —-work = fabriekswerk; —ry = machinerie, mecanisme; het bovennatuurlijk ingrijpen ter ontwikkeling der catastrophe.
- Machinist, [m[e][vs]`înist], machinist, constructeur van machines; machinenaaister; fietser: Coventry — = rijwielfabrikant.