Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/700

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

MEMORIZE.


  • nota; —ize, [m[e]m`ôri[e]l|a|iz], een memorie indienen; herdenken: The municipalities —ized to the queen = dienden een verzoekschrift in bij.
  • Memorize, [m`em[e]raiz], in het geheugen bewaren, uit het hoofd leeren; Memory, [m`em[e]ri], geheugen, gedachtenis, gedenkteeken: Her — fails her a bit now and then = laat haar wat in den steek; In — of = ter gedachtenis aan; Within the — of man = Within living — = sedert menschen-*heugenis; To call to — = zich herinneren; To quote from —.
  • Memphis, [m`emfis]; M`e`mphian: — darkness = Egyptische duisternis.
  • Men, [men], mv. v. Man: —-folk = manvolk; —-pleaser = oogendienaar.
  • Menace, [m`enis], subst. bedreiging; — verb. (be)dreigen; —r.
  • Menad, [m`înad], Bacchante.
  • Menagerie, Menagery, [m[e]n`ad[vz][e]ri], beestenspel.
  • Mend, [mend], subst. verbetering, reparatie; — verb. beter worden, verbeteren, repareeren, verhoogen, vermeerderen: On the — = aan de beterhand; To — one's efforts = verdubbelen; To — the fire = wat bij het vuur doen; To — one's life (ways) = zich beteren; To — one's pace = aanstappen; To — stockings = kousen stoppen; The prices have —ed = zijn omhoog gegaan; —er; —ing: A card of —ing = kaart stopgaren; A lapful of —ing = verstelwerk; —ing-basket; My boots want —ing = moeten gerepareerd worden.
  • Mendacious, [mend`e`i[vs][e]s], leugenachtig, valsch; Mendacity, [mend`asiti], leugen, leugenachtigheid.
  • Mendicancy, [m`endik'nsi], bedelarij, armoede; Mendicant = bedelend, bedel - -; bedelaar; bedelmonnik = — friar; Mend`i`city = armoede, bedelarij, bedelstaf.
  • Menial, [m`înj'l], dienst - -, huis - -, slaafsch, vuil, gemeen; subst. huisbediende, asschepoester.
  • Meningitis, [m|enind[vz]`a`itis], hersenvlies ontsteking.
  • Mennonist, [m`en[e]nist], Mennonite, [m`en[e]n|a|it], Doopsgezinde.
  • Menses, [m`ensîz], menstruatie; M`e`nstrual = maandelijksch: — flow, — flux; M`e`nstru|ate = menstrueeren; subst. M|enstru`ation.
  • Mensurability, [m|ensiur[e]b`iliti], meetbaarheid; adj. M`e`nsurable; subst. —ness; M|ensur`ation = meting.
  • Mental, [m`ent'l], ziels{{..., geestes{{...: — arithmetic = hoofdrekenen; — defectives = achterlijken; — deficiency = achterlijkheid; — faculties = geestesgaven; — power = geestvermogen; — reservation = heimelijk voorbehoud.
  • Menteith, [ment`îth].
  • Menthol, [m`enthol], menthol: — cone (— pencil) = migrainestift.
  • Mention, [m`en[vs]'n], subst. (ver)melding; — verb. vermelden, noemen, gewagen: At a — of = bij vermelding van; To make (no) — of = (geen) melding maken van; Don't — it" = It is not worth —ing = "'t Is de moeite niet"; Not to — = om