This page needs to be proofread.
OBDURACY.
- Obduracy, [`obdjur[e]si], [obdj`ûr[e]si], verstoktheid; Obdurate, [`obdjurit], [obdj`ûrit], verstokt; subst. —ness.
- Obea(h), [`o`ubi[e]], toovermiddel.
- Obedience, [[e]b`îdj'ns], gehoorzaamheid: Passive — = onvoorwaardelijke gehoorzaamheid; To reduce to — = tot gehoorzaamheid dwingen; Obedient = gehoorzaam: I am, —ly yours = hoogachtend, Uw dw. dr.
- Obeisance, [[e]b`e`is'ns], [[e]b`îs'ns], diepe buiging: To make an — (to).
- Obelisk, [`ob[e]lisk], obelisk, teeken (); Obelize = van een verwijzingsteeken: +, (= Obelus, [`ob[e]l[a]s]) voorzien.
- Oberon, [`o`ub[e]ron], [`ob[e]ron], Oberon.
- Obese, [[e]b`îs], dik, vet, vleezig; subst. —ness = Obesity, [[e]b`esiti], zwaarlijvigheid.
- Obey, [[e]b`e`i], (onderdanig) gehoorzamen; —er.
- Obfuscate, [obf`[a]skeit], [`obf[e]skeit], verduisteren, verwarren, benevelen; —d = beneveld; verbluft; subst. |Obfusc`ation.
- Obit, [`obit], [`o`ubit], dood, zielmis, lijkdienst: Post — = na den dood; Ob`i`tual = dood(en){{..., begrafenis{{...; —uary, [[e]b`itju[e]ri], subst. zielmissenboek; ook adj.: —uary notice = doodbericht.
- Obiter, [`obit[e]], in het voorbijgaan, toevallig: — dicta = in het voorbijgaan gemaakte opmerkingen.
- Object, [`obd[vz][e]kt], voorwerp, doel, hoofdzaak: Salary no — = op salaris zal minder worden gelet; To look an — = er uit zien als een vogelverschrikker; To make oneself an — = zich bespottelijk optooien; —-glass = objectief —-lesson = illustratie, aanschouwelijke les; —-matter = hoofdzaak, inhoud; —-teaching = aanschouwingsonderwijs; —less = doelloos.
- Object, [[e]bd[vz]`ekt], tegenwerpen, bezwaar maken: I — to your going there = heb er bezwaar tegen; —ion = tegenwerping, bezwaar; —ionable = laakbaar, onaangenaam: —ionable pictures = aanstootelijke; — ional = —ionable; —or = opponent.
- Objective, [[e]bd[vz]`ektiv], objectief, voorwerps..; subst. voorwerpsnv., einddoel: — case = 4de nv.; — point = doel; —ness = Object`i`vity.
- Objurgate, [[e]bd[vz]`[^a]geit], [`obd[vz][e]g|e|it], berispen, verwijten; subst. |Objurgation.
- Objurgatory, [[e]bd[vz]`[^a]g[e]t[e]ri], verwijtend, berispend.
- Oblate, [obl`e`it], [`oblit], afgeplat aan de polen; subst. —ness.
- Oblation, [obl`e`i[vs]'n], offerande, avondmaal, gave.
- Obligate, [`oblig|e|it], verbinden, verplichten; Obligation, [|oblig`e`i[vs]'n], verplichting, verbintenis, obligatie: To be (To lie) under an — = verplicht zijn; To incur an — = een verplichting op zich nemen; Obligatory, [`oblig[e]t[e]ri], (ver)bindend: — personal military service = persoonlijke dienstplicht.
- Oblige, [[e]bl`a`id[vz]], verplichten, een dienst of genoegen doen, eene gunst bewijzen, vriendelijk zijn; bindende kracht hebben, wat voordragen: Will you — me so far? =