Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/781

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ORPHAN.


  • werktuigd: — bodies = dieren en planten; — chemistry; — disease = organisch gebrek of ziekte; — remains = organische overblijfselen; Organism, [`ög[e]nizm], organisme; Organization, [|ög[e]niz`e`i[vs]'n], organisatie, bewerktuiging; Organize, [`ög[e]n|a|iz], organiseeren, van organen voorzien.
  • Organzine, [`ög'nz|în], ketting(organsijn)-*zijde.
  • Orgasm, [`ög[e]zm], geprikkelde toestand.
  • Orgiastic, [|ödzi`astik], als een orgie = Orgie, [`ödzi], Bacchusfeest, drinkgelag, braspartij.
  • Orgy, [`öd[vz]i]. Zie Orgie.
  • Oriana, [|öri`an[e]].
  • Oriel, [`ôri[e]l], erker, arkel (= —window); oudtijds een soort gallerij.
  • Orient, [`ôri[e]nt], subst. Oosten; adj. opgaande, Oostersch, oostelijk, schitterend; — verb. ook [ôri`ent], de ligging bepalen, zich orienteeren (= To — oneself): Pearl of — = van het schoonste water = — pearl; —al, [|öri`ent'l], subst. Oosterling; adj. oostelijk, weelderig, kostbaar; —alism = Oostersche gewoonte of taal, kennis daarvan; —alist = Oosterling; kenner v. Oostersche talen, gewoonten, enz.; Ori`e`ntalize = Oostersch maken (worden); Ori`e`ntate = (zich) naar het Oosten wenden; Orient`ation = bepaling van het Oosten, oostelijke ligging, orienteering.
  • Orifice, [`orifis], opening, mond, gaatje: — of the stomach.
  • Origan, [`orig[e]n], marjolein.
  • Oriflamme, [`orifl|am], oriflamme.
  • Origen, [`orid[vz]en], Origenes, [|or`id[vz]inîz].
  • Origin, [`orid[vz]in], begin, oorsprong, oorzaak; —al, [[e]r`id[vz]in'l], oorspronkelijk, eerst, nieuw, erf{{...; subst. oer-type, eerste exemplaar, oorspronkelijk stuk, excentriek persoon; —al sin (= eerste of) erfzonde; —`a`lity = oorspronkelijkheid, etc.; —ate, [[e]r`id[vz]in|e|it], voortbrengen, voortspruiten, voortkomen; —`ation = oorsprong, begin, wijze van voortbrenging; —ator, [or`id[vz]in|e|it[e]], oorzaak, bewerker.
  • Orinoco, [|o|urin`o`ukou].
  • Oriole, [`o`uri|o|ul], wielewaal.
  • Orion, [[e]r`a`i[e]n], Orion.
  • Orison, [`oriz'n], [`oris'n], gebed.
  • Orizaba, [|o|urith`âb[e]].
  • Orkneys (The), [dhi`ökniz], Orkadische eilanden; Orleans, [`öli[e]nz], Orleans; soort van katoen, ook [`ölînz].
  • Orlop, [`ölop], overloop, verdek.
  • Ormolu, [`öm[e]lu], [öm[e]l`û], goudbrons.
  • Ornament, [`ön[e]ment], subst. sieraad, versiersel; — verb. [ön[e]m`ent], tooien, versieren; —al, [|ön[e]m`ent'l], tot versiering dienend: —al art = ornementiek; —al painter = decoratieschilder; —`ation = versiering; Ornate, [`önit], [ön`e`it], versierd, sierlijk; subst. —ness.
  • Ornithologist, [|önith`ol[e]d[vz]ist] vogelkenner; Ornithology, [önith`ol[e]d[vz]i], leer der vogels; Ornithomancy, [ön(`a)`ith[e]m|ansi], [`önith[e]m|[a]nsi], vogelwichelarij.
  • Orographic(al), [|or[e]gr`afik('l)], orographisch; Orography, [[e]r`ogr[e]fi], orographie.
  • Orphan, [`öf'n], wees; adj. verweesd, ouder{{peh