Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/791

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

OX.


  • (doen) overwérken, uitputten; —w`o`rn, uitgeput, afgemat, afgezaagd; —wr`o`ught = overspannen.
  • Overt, [`o`uv[e]t], open(lijk), met uitgespreide vleugels (herald.); —ly.
  • Overture, [`o`uv[e]tj[e]], subst. voorstel, aanbod, ouverture (muz.); verb. aanbiedingen doen: The —s to intimacy should always come from the higher to the lower = de aanbiedingen van vriendschap; It was difficult to refuse her —s, she was so kind and hospitable = aanbiedingen, uitnoodigingen.
  • Ovid, [`ovid], Ovidius; Ovidian, [[e]v`idi[e]n]; Ovidius, [[e]v`idi[e]s].
  • Oviduct, [`o`uvid[a]kt], eileider; `Oviform, eivormig.
  • Ovine, [`o`uv(a)in], schaapachtig, schaap {{...; subst. schaap.
  • Oviparous, [[e]v`ip[e]r[a]s], eierleggend; Oviposit, [|o|uvip`ozit], eieren leggen; —ion, [|o|uvip[e]z`i[vs]'n] het eieren leggen, vooral door middel van de legboor; `Ovisac = eierzak; `Ovoid = eivormig; Ovulite, [`o`uvjul|a|it], fossiel ei; `Ovum = ei.
  • Owe, [ou], schuldig zijn, moeten betalen, verschuldigd zijn, te danken hebben: To — a person a grudge (a spite) = wrok koesteren tegen; Money was owing to him = men was hem schuldig; To have money owing = gelden hebben uitstaan; It was still —d to her = het kwam haar nog toe; Owing to = tengevolge: It is all — to your negligence = 't komt al door uwe onachtzaamheid.
  • Owl, [aul], uil; verb. smokkelen: As drunk as an owl = zoo dronken als eene snip; —ery = uilennest; uilachtige hoedanigheden; —et = uiltje, ook = —-moth; —ish = als een uil, dom.
  • Own, [oun], adj. eigen; verb. bezitten: Every one for his — = ieder voor zich; He has a house of his — = een eigen huis; A dear little clock of my very — = heelemaal van mij alleen; To have a reason of one's — = eene bijzondere reden hebben; To hold one's — (with) = zijn recht handhaven, stand houden: Of one's — accord (motion) = uit eigen beweging; He did it on his — hook, account = op eigen houtje, verantwoording; Name your — day = bepaal zelf den dag; To be one's — master = zijn eigen baas zijn; He does not know his — mind = weet zelf niet wat hij wil; To be — niece to = een volle nicht zijn van; He will have it all his — way = geheel zooals hij het wenscht; —er = eigenaar; —erless = onbeheerd; —ership = eigendom(srecht).
  • Own, [oun], erkennen, toegeven, zijn hart uitstorten: To — to a fault = bekennen; It must be —ed that = erkend worden; I — to your reproach = ik erken dat uw verwijt verdiend is: I — to much less affection for him than for his brother = ik erken, dat ik zijn broer veel liever mag dan hem; — up like a man! = beken, biecht op; Why don't you — up about him? = waarom ontken je niet je ongelijk jegens hem?
  • Ox, [oks], (Meerv. —en, [`oks'n]), os: —-bow