Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/801

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

PANTALET(TE)S.


  • Pancreas, [p`a[n,]krias], alvleeschklier; Pancre`a`tic: — juice = alvleeschsap.
  • Pandarus, [p`and[e]r[a]s]; Pandean, [pand`î[e]n]: — pipes = fluit van Pan = Pan-pipes.
  • Pandects, [p`andekts], pandecten, verzameling van wetten betreffende het Oud-Romeinsche recht (wetten van Justinianus).
  • Pandemonium, [p|andim`o`unj'm], pandemonium, hel, oproerige vergadering; helsch lawaai.
  • Pander, [p`and[e]], subst. koppelaar; likker (fig.); verb. koppelen, iemands lage lusten terwille zijn, begunstigen: He —ed to all their desires; —age, [p`and[e]rid[vz]], koppelarij; —ism = het koppelen.
  • Pandit, [p`andit]. Zie Pundit.
  • Pandoor, [p`andû[e]]. Zie Pandour.
  • Pandora, [pand`ôr[e]], Pandora; —'s-box = doos van P.
  • Pandour, [p`andû[e]], pandoer.
  • Pandy, [p`andi], scheldnaam voor de Sepoys.
  • Pandy, [p`andi], klap op de vlakke hand; ook verb.
  • Pane, [pein], glasruit = — of glass; —less = zonder ruiten.
  • Panegyric, [p|an[e]d[vz]`irik], lofrede; adj. = —al = lovend; P|aneg`y`rist, P`a`negyrist = lofredenaar; Panegyrize, [p`an[e]d[vz]ir|a|iz], hoogelijk prijzen, eene lofrede houden.
  • Panel, [p`an'l], subst. paneel(vormig), zadelkussen, (naamrol der) jury; verb. met paneelen maken; —-gardening = mozaïekwerk (in tuinen); —-picture = paneeltje.
  • Pang, [pa[n,]], subst. plotselinge folterende pijn, steek, angst, doodsbenauwdheid: —s of death = doodsangst.
  • Panic, [p`anik], subst. paniek; vingergras (= — grass); adj. panisch: — fear (— fright); —-struck (—-stricken) = door plotselinge vrees bevangen.
  • Panicum, [p`anik'm], vingergras.
  • Panjandrum, [pand[vz]`andr[e]m], Groot-Mogol (iron.).
  • Pannade, [p[e]n`e`id], korte boogsprong (paard).
  • Pannage, [p`anid[vz]], belasting op het laten loopen van varkens in eikenbosschen; eikelvoer.
  • Pannel, [p`an'l], soort v. zadel. Z. Panel.
  • Pannier, [p`anj[e]], draagmand; soort rok (wijduitstaand in 't midden).
  • Pannikin, [p`anikin], pannetje, schaaltje.
  • Panoply, [p`an[e]pli], volledige wapenrusting; wapentrophee.
  • Panopticon, [pan`optik|on], een gevangenis zoodanig gebouwd dat de bewaarders steeds, zonder zelf gezien te worden, alle gevangenen kunnen zien; tentoonstellingsgebouw voor allerlei nieuwigheden, etc.
  • Panorama, [p|an[e]r`âm[e]], [p|an[e]r`am[e]], [p|an[e]r`e`im[e]], panorama; adj. P|anor`a`mic.
  • Panslavic, [pansl`e`ivik], Panslavisch; Panslavism, [p|ansl`âvizm], [p|ansl`avizm], Panslavisme.
  • Pansy, [p`anzi], driekleurig viooltje.
  • Pant, [pant], [pânt], hijgen, snuiven, snakken, verlangen, snakken naar (— for); ook subst. —s = pantaloons; To — for breath.
  • Pantalet(te)s, [p|ant[e]l`ets], vrouwen- of kinderbroek met strooken.