Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/804

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

PARAGUAY.


  • artikel; verb. paragrafeeren, een artikeltje schrijven; —er = —ist = reporter.
  • Paraguay, [p`ar[e]gw|e|i], [p`ar[e]gw|a|i], [p|ar[e]gw`a`i], [p|ar[e]gw`e`i].
  • Parakeet, [p`ar[e]kît], parkiet.
  • Parallax, [p`ar[e]l|aks], parallax (Astron.).
  • Parallel, [p`ar[e]lel], parallel, evenwijdig; subst. parallel, breedtecirkel, loopgraaf evenwijdig aan de vuurlinie; verb. evenwijdig maken (loopen), gelijkstellen, evenaren, overeenkomen met: To draw a — between; To find one's — = zijn gelijke; To put oneself on a — (with) = zich vergelijken; —s of latitude = breedtecirkels; Such passages can be easily —ed from the best authors = zulke overeenkomende passages vindt men bij; — motion = evenwijdige beweging (van zuigers, enz. bij stoommachines); — ruler = parallelograaf; —ism = evenwijdige toestand of ligging, overeenkomst; Parallelogram, [p|ar[e]l`el[e]gr|am], parallelogram; Parallelopiped, [p|ar[e]l|el[e]p(`a)`ip[e]d], parallelopipedum.
  • Paralogism, [p[e]r`al[e]d[vz]izm], drogreden.
  • Paralysis, [p[e]r`alisis], verlamming; Paralytic, [p|ar[e]l`itik], subst. lamme; adj. aan verlamming lijdende, met aanleg voor verlamming, verlamd; Paralyse = Paralyze, [p`ar[e]l|a|iz], verlammen.
  • Paramo, [p[e]r`âmou], Paramo, hoogvlakte (Andes).
  • Paramount, [p`ar[e]m|a|unt], hoogst, voornaamst, onbeperkt, souverein; subst. hoogste; —cy = eerste plaats, enz.
  • Paramour, [p`ar[e]m|û[e]], minnaar, minnares (steeds in slechten zin).
  • Parapet, [p`ar[e]p|et], borstwering, verhoogde rand of muurtje, trottoir; —ed.
  • Paraph, [pa`r[e]f], paraaf; verb. parafeeren.
  • Paraphernalia, [p|ar[e]f[e]n`e`ilj[e]], eigendom der bruid buiten den bruidschat, zooals lijfgoederen, sieradiën, etc.; toebehooren, uitrusting, versiering: Warlike — = uitrusting.
  • Paraphrase, [p`ar[e]fr|e|iz], subst. paraphrase; verb. paraphraseeren; adj. P|araphr`a`stic(al).
  • Parasite, [p`ar[e]s|a|it], parasiet; Parasitic(al), [p|ar[e]s`itik('l)], woekerend; Parasitism, [p`ar[e]s|a|itizm], woekering; P`a`rasit|ize = woekeren.
  • Parasol, [p`ar[e]sol], [p|ar[e]s`ol], parasol; —ette, [p|ar[e]s[e]l`et], kleine parasol.
  • Parboil, [p`âbôil], ten deele koken, opkoken, warmtepuistjes veroorzaken.
  • Parbuckle, [p`âb[a]k'l], subst. schrooitouw; verb. met een schrooitouw hijschen.
  • Parcae, [p`âsî], de schikgodinnen.
  • Parcel, [p`âs'l], subst. deel, stuk, pakje, pakket, hoeveelheid; adj. gedeeltelijk, half; verb. verdeelen; smarten (zeeterm): Bill of —s = factuur; By —s = bij gedeelten; That is part and — of our contract = dat is een voornaam deel van ons contract; It was —led out to us = toebedeeld; —-express = pakketpost; —-office = bestelkantoor, goederenbureau; A —s-delivery man (—van) = besteller (wagen van den besteldienst); —('s)-post = pakketpost; —s-service = bestelgoederendienst.
  • Parcenary, [p`âs[e]n[e]ri], mede-erfgenaam{{peh