Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/852

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

POISE.


  • him so —-blank = ik heb het hem in zijn gezicht gezegd; —sman = wisselwachter; —ed = gepunt, scherp, geestig, geestrijk: A —ed remark = fijne, scherpe opmerking; She only answered when —edly addressed = als het woord bepaaldelijk tot haar gericht werd; —er = wijzer, staande hond, stift, graveerstift; etsnaald; —less = stomp, dom, niet geschikt of ter zake.
  • Poise, [pôiz], subst. gewicht, belang, evenwicht, houding; verb. wegen, overwegen, in evenwicht brengen of zijn: The elegant — of her head; The cloud hung at — over the hill = hing zwevend; — down = drukken, onderdrukken.
  • Poison, [p`ô`iz'n], subst. vergift; verb. vergiftigen, besmetten: —ed cup = giftbeker = —-cup; —-fang = gifttand; —er; —ous = vergiftig; subst. —ousness.
  • Poitiers, [pôit`î[e]z].
  • Poke, [pouk], subst. zak, blaas, stoot, duw; verb. duwen, stooten, tasten, voelen, zoeken, onderzoeken, beuzelen (Amer.): That was a sly — at him = dat was een steek op hem; His life and character were —d into = nauwkeurig onderzocht; He —d his head through the window = stak; He can — fun urbanely = op fijne wijze spotten of schertsen met, over; He —d some very effective fun at continental customs = spotte raak met{{...|4; —-bonnet = ouderwetsche tuithoed; Poker = pook; boeman (Am.), pedèl v. den Vice-Chancellor (Oxf.), slakkensteker (degen), bluffen (kaartspel): As stiff as a —; To have swallowed the — = To have a — up one's back = zich stijf houden (gedragen); —-drawing = brandschilderen; Poky = onnoozel, dom; bekrompen, nauw, klein: A — little place = bekrompen, klein; A — little staircase = zeer nauwe trap.
  • Polacca, [p[e]l`ak[e]], driemaster (Middell. Z.).
  • Poland, [p`o`ul'nd], Polen; P`olander = Pool.
  • Polar, [p`o`ul[e]], pool{{...: — bear = ijsbeer; — circles = poolcirkels; — expediton; — sea; — star = poolster; —ity, [p[e]l`ariti], polariteit; —izable, [p`o`ul[e]raiz[e]b'l], polariseerbaar; —iz`ation = het polariseeren; —ize = polariseeren.
  • Polder, [p`o`uld[e]], polder.
  • Pole, [poul], Pool.
  • Pole, [poul], pool, paal, stang, dissel, stok, pols, uiterste punt; 5-1/2 yard; verb. staken zetten bij, voortboomen, beschoeien, inpompen; —-ax(e), subst. hellebaard, enterbijl, slachtbijl; verb. met eene bijl dooden; —-axe isolation will be necessary against the rinderpest = afmaking van aangetast en verdacht vee; A lot of crippled crocks, only fit to be —-axed = een troep kreupele vilderspaarden, alleen geschikt om gedood te worden; —-star = poolster.
  • Polecat, [p`o`ulk|at], bunzing.
  • Polemic, [p[e]l`emik], polemisch; polemicus: —s = polemiek.
  • Polenta, [p[e]l`ent[e]], soort pap van maïs, aardappelmeel of gerstemeel.
  • Police, [p[e]l`îs], subst. politie; ook verb.: