Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/860

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

POST.


  • her fifteenth year = dagboek was bijgehouden; —-box; —boy = postillon; —-captain = rang tusschen commodore en captain (na 3 jaar dienst); —-card = briefkaart; —-chaise, subst. postkar, postwagen; — verb. rijden met eene —-chaise; —-day = dag, waarop de post aankomt of vertrekt; —-free = franco; —-haste, subst. groote spoed; —-horn = hoorn van den postillon; —horse = postpaard; —house = posthuis; —man = brievenbesteller; —mark = postmerk; —master = postmeester, directeur van een postkantoor; —master-general = directeur generaal der posterijen (lid van het Cabinet); —-office = postkantoor; —-office box; —-office clerk = postambtenaar; —-office money-order = postwissel; —-office savings-bank = postspaarbank; —-paid = franco, gefrankeerd; —-stage = poststation (om te rusten en van paarden te verwisselen); —-time; —-town = stad met een postkantoor; —age = port (van een brief): Additional —age = strafport; —age-stamp = postzegel; —al = tot de posterijen behoorende: —al evolution = ontwikkeling van het postwezen; —al matters; —al order = postbewijs = —al note (Amer.); —er = renbode, postpaard, aanplakbiljet; —e restante = poste restante ("to be left till called for"); —ing: —ing-bill = aanplakbiljet; —ing-hôtel, —ing-house = poststation, posthuis.
  • Post, [poust] (in samenst.), na, achter: —-communion = het deel van den dienst na het avondmaal; gebed na de mis; —date, [p`o`ustd|e|it], latere datum; — verb. [po||ustd`e`it] = later dateeren; —diluvian = subst. en adj. na den zondvloed levende; —-entry = latere boeking, latere aangifte; —-fix = achtervoegsel; — verb. [po||ustf`iks]; —-meridian, subst. en adj. namiddag; —-mortem = na den dood: A —-mortem examination = lijkschouwing; —-nuptial = na het huwelijk gebeurende; —-obit, [p|o|ust-`o`ubit], [p|o|ust-`obit], obligatie waarbij zich de debiteur verplicht na den dood van een bepaald persoon eene grootere som te betalen; —-position = plaatsing na of achter iets anders; —-positive = na of achter geplaatst; —-prandial = na den maaltijd: A —-prandial speech = rede aan het dessert gehouden; —-scenium = achtertooneel; —script = postscriptum.
  • Posterior, [postî`ri[e]], later volgend: —s = achterste; Posterity, [post`eriti], nakomelingschap.
  • Postern, [p`o`ust[e]n], kleine deur, geheime ingang (ook: —-door; —-gate), gewelfde doorgang onder de wallen eener vesting.
  • Posthumous, [p`ostjum[a]s], na 's vaders dood geboren, na den dood van een schrijver uitgegeven: — papers, writings = nagelaten papieren, geschriften.
  • Postil, [p`ostil], postille.
  • Postil(l)ion, [poust`ilj'n], postiljon, voorrijder (op het linker paard).
  • Postpone, [poustp`o`un], uitstellen, verdagen; subst. —ment = uitstel; —r.