Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/874

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

PREVARICATE.


  • ing = heerschend; Prevalence, Prevalency, [pr`ev[e]lens(i)], overmacht, overwicht, het algemeen heerschen of voorkomen; Prevalent, [pr`ev[e]lent], overwegend, heerschend, algem. geldend; krachtig.
  • Prevaricate, [priv`arik|e|it], uitvluchten zoeken, dubbelzinnig handelen; verdraaien, schenden; Prev|aric`ation = uitvlucht, verzaking van wat waar, plichtmatig en goed is; Prev`a`ric|ator = uitvluchtenzoeker, plichtverzaker, knoeier.
  • Prevenient, [priv`înj'nt], voorafgaand, voorkomend, hinderlijk.
  • Prevent, [priv`ent], voorkÚmen, verhinderen, beletten, tegenhouden: He would — me from going there = mij beletten; —able (of —ible) = wat voorkÚmen of belet kan worden; —ative, subst. voorbehoedmiddel; adj. belettend, voorkomend; —er = beletter, verhinderaar; borgtouw, borghout; —ion = verhindering: I did it for the — of worse things = om erger te voorkomen; —ive = —ative: —ive detention = preventieve hechtenis; —ive service = gewapende kustdienst tegen de smokkelarij.
  • Previous, [pr`îvj[e]s], voorafgaand: Mr. Chairman, before putting this proposal to the vote, I beg to move the — question = stel ik de prealabele questie; subst. —ness.
  • Previse, [priv`a`iz], vooruitzien, aankondigen; subst. Prevision, [priv`i[vz]'n].
  • Prey, [prei], subst. prooi, buit, slachtoffer, verb. rooven, plunderen, azen op, knagen aan: Beast (Bird) of — = roofdier (roofvogel); He fell a — to despondency = hij viel aan algeheele wanhoop ten prooi; Tigers — on living creatures = azen op; There is something —ing on your rest and health = dat u de rust rooft en uwe gezondheid ondermijnt.
  • Priam(us), [pr`a`i[e]m([a]s)], Priamus; Priapus, [pr|a|i-`e`ip[e]s].
  • Pribbles and Prabbles, [pr`ib'lz[e]ndpr`ab'lz], onzin.
  • Price, [prais], prijs, waarde; verb. prijzen, den prijs vaststellen: We settled on that — = zijn het over dien prijs eens geworden = Have agreed on that —; A — was set on his head = er werd een prijs op zijn hoofd gezet: Current — = courante (thans geldende) prijs; Reduced — = verminderde; Set — = vaste; Starvation — = buitengewoon lage; —-current, —-list = prijscourant, prijslijst; —-less = onschatbaar.
  • Prick, [prik], subst. prik, punt, stip, rolletje, print, teeken, prikkel, wroeging, ongerustheid; verb. prikken, steken, opsteken, aansporen, knagen (van wroeging, enz.), door een prikje aanwijzen, zich opzichtig kleeden, snel rijden: —s and compunctions of conscience = wroeging en knaging van het geweten; It is no use kicking against the —s = het helpt niet of men de verzenen al tegen de prikkels slaat; To — a hare = een haas in de sneeuw speuren; The chart was —ed = de koers van het schip werd op de kaart aangegeven (door prikjes); To — (for) a Sheriff = een Sheriff benoemen, door een gaatje te