Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/92

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

BAWD.


  • waarder der compagnie; oppasser; leider van het bat-horse.
  • Baton, [b`at'n], [b[e]t`on]; Batoon, [b[e]t`ûn], baton, staf; dirigeerstok; stok (van een politiedienaar).
  • Batrachite, [b`atr[e]k|a|it], vorsen- of paddensteen.
  • Batsman, [b`atsman], hij, die bij het cricketspel de bat heeft.
  • Battalion, [b[e]t`alj'n], subst. bataljon; — verb. bataljons formeeren.
  • Battel, [b`at'l]: — s = extraatjes door de Eton Dames aan de jongens verschaft; consumptie besteld uit de bottelarij van een Oxford College; de kosten daarvan, kosten van voedsel, woning, onderwijs, enz. van een Oxford College; — verb. zulke aangeschafte levensmiddelen schuldig zijn; aan de gezamenlijke maaltijden deelnemen.
  • Batten, [b`at'n], subst. lat; — verb. met latten bevestigen (down).
  • Batten, [b`at'n], vet worden, gedijen; vruchtbaar worden; zich vetmesten (on, upon), in weelde leven.
  • Batter, [b`at[e]], beslag: — pudding = een soort trommelkoek.
  • Batter, [b`at[e]], verb. beuken tegen, vernielen, bombardeeren, beschieten; subst. beschieting; —ed = verpletterd, verfomfaaid, afgesleten, uitgemergeld, oud en invalide; —ing: —-gun = belegeringskanon; —-ram = stormram; —-train = belegeringsgeschut.
  • Battery, [b`at[e]ri], batterij (electr. en mil.); aanranding, mishandeling, verwaarloozing (een actie wegens battery heet technisch: For Assault and —; een bedreiging met de vuist is een assault, een vuistslag is battery).
  • Battle, [b`at'l], subst. slag, veldslag; — verb. vechten, strijden (against, for, with): The first blow is half the — = een goed begin is het halve werk; God of —s: Zie Rom. IX, 29; Trial by (Wager of) — = Godsgericht; Drawn — = onbesliste; Pitched — = geregelde, felle strijd; —-array = slagorde; —-axe = strijdbijl, hellebaard, enterbijl; —-cry = strijdleus; —door, —dore, klopper, raket; —-field; —-horse = strijdros: He had got on his —-horse, and careered onward = hij zat op zijn paardje, en holde maar door (fig.); —-piece = schilderij die een veldslag voorstelt; —-royal = hanengevecht (van meer dan twee hanen); algemeene strijd; —-song = strijdlied.
  • Battlement, [b`at'lm'nt], borstwering: —s = kanteelen.
  • Battue, [batj`û], drijfjacht; het opgejaagde wild; slachting op groote schaal.
  • Baubee, [bôb`î], 2-1/2 cent (Schotsch).
  • Bauble, [b`ôb'l], snuisterij, speeldingetje, narrenscepter.
  • Baulk, [bôk], Zie Balk.
  • Bavaria, [b[e]v`êri[e]], Beieren; —n, Beier; Beiersch.
  • Bavin, [b`avin], takkenbos.
  • Bawbee = Baubee.
  • Bawble = Bauble.
  • Bawd, [bôd], koppelaar(ster); —iness = on-