Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/938

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

REEK.


  • —-earing = steekbout (scheepst.); —er = een soort jekker = —ing-jacket; —y = vol riffen.
  • Reek, [rîk], subst. damp, rook; verb. dampen, rooken: The battle-field was —ing with blood; The floor —ed with recent scrubbing; —y = vuil, zwart, rookerig.
  • Reel, [rîl], subst. haspel, klos; waggelende gang, Schotsche dans; verb. op een haspel of klos winden, draaien; waggelen, dansen: He knows it off the — = op zijn duimpje; I am for settling matters off the — = ik maak de zaken graag zonder talmen en gezeur in orde; His head —s = zijn hoofd draait met hem in het rond; He —ed from the pothouse = kwam waggelend uit; To — off a story = aframmelen.
  • Re-elect, [r|î-il`ekt], nogmaals kiezen, herkiezen; —ion = herkiezing; R|e-eligib`i`lity, subst. v. Re-eligible, [ri-`el[e]d[vz]ib'l], herkiesbaar.
  • Re-embark, [r|î-[e]mb`âk], (zich) opnieuw inschepen; subst. R|e-embark`ation.
  • Re-embody, [r|î-[e]mb`odi], nogmaals belichamen of inlijven.
  • Re-emerge, [r|î-im`[^a]d[vz]], weder bovenkomen; subst. —nce.
  • Re-enact, [r|î-[e]n`akt], nogmaals bepalen of voorschrijven of opvoeren; subst. —ion = —ment.
  • Re-enforce, [rî-[e]nf`ös]. Zie Reinforce.
  • Re-enter, [rî-`ent[e]], opnieuw binnentreden; subst. Re-`e`ntrance; R|e-`e`ntrant = inspringend.
  • Re-establish, [r|î[e]st`abli[vs]], opnieuw vestigen, herstellen; subst. —ment.
  • Reeve, [rîv], subst. baljuw; kemphaan (het wijfje); verb. inscheren (scheepst.).
  • Re-examination, [r|î[e]gzamin`e`i[vs]'n], subst. v. Re-examine, [r|î[e]gz`amin], nogmaals ondervragen.
  • Re-exchange, [r|î[e]kst[vs]`e`in[vz]], omwisseling, herwissel; ook verb.
  • Re-export, [r|î`ekspöt], wederuitvoer = —`ation.
  • Re-export, [r|î[e]ksp`öt], weder uitvoeren.
  • Refection, [rif`ek[vs]'n], verversching, kleine maaltijd; Ref`e`ctive, lavend; subst. lafenis;
  • Refectory, [rif`ekt[e]ri], eetzaal, refectorium (in kloosters); lokaal voor ververschingen.
  • Refer, [rif`[^a]], verwijzen, terugvoeren, in handen stellen (voor consideratie en afdoening), nasporen, toewijzen, een beroep doen op, zich wenden tot, betrekking hebben op, raadplegen: The matter was —red to his decision = hem ter beslissing voorgelegd; I — to the very words you spoke = ik beroep mij op (verwijs naar); He —red to a passage unknown to me = had het oog op; —able, [r`ef[e]r[e]b'l], verwijsbaar, betrekkelijk, toe te schrijven; Referee, [r|ef[e]r`î], scheidsrechter, deskundige; verb. toezien op; Reference, [r`ef[e]rens], verwijzing, betrekking, beslissing, iemand tot wien, of iets waartoe men zich om inlichtingen kan wenden: In — to what you said just now = met betrekking tot; For —s apply to editor = men wende zich tot den redacteur om inlichtingen; This adverb has no — to the principal verb = slaat niet op; To look up —s = plaatsen waar{{peh