Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/944

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

REITERATE.


  • uitgifte; verb. opnieuw uitgeven of in omloop brengen.
  • Reiterate, [ri`it[e]r|e|it], telkens herhalen; subst. Reiteration, [ri|it[e]r`e`i[vs]'n]; adj. Re`iterative.
  • Reject, [rid[vz]`ekt], verwerpen, van zich af gooien, afwijzen, uitschieten, uitspuwen; subst. —s = uitschot; My suit was —ed = mijn aanzoek werd verworpen, van de hand gewezen; —able = verwerpelijk; —er; —ion = verwerping, afwijzing; —ive = verwerpend.
  • Rejoice, [rid[vz]`ô`is], (zich) verheugen, verblijden: I — at your having come = ik ben blij dat ge gekomen zijt; —r; Rejoicing = vreugdebetoon, feestelijkheid: Great —s on the occasion of the Queen's accession.
  • Rejoin, [rid[vz]`o`in], weder vereenigen, antwoorden, hernemen; —der = antwoord, bescheid, dupliek.
  • Rejoint, [r|îd[vz]`ô`int], weder samenvoegen, opnieuw voegen (van metselwerk).
  • Rejuvenate, [rid[vz]`ûv[e]n|e|it], Rejuvenescence, Rejuvenescency, [rid[vz]|ûv[e]n`es'ns(i)], verjonging; Rej|uven`e`scent = verjongend, verjongings{{...; Rejuvenize, [rid[vz]`ûv[e]naiz], verjongen.
  • Rekindle, [r|îk`ind'l], opnieuw aansteken of aanwakkeren.
  • Reland, [r|îl`and], nogmaals landen of ontschepen.
  • Relapse, [ril`aps], subst. wederinstorting (ziekte), het weder vervallen (tot vroegere verkeerdheden, enz.), weer dalen (van prijzen); verb. weder instorten, weder vervallen (tot slechtheid of zonde); —r; Relapsing fever = terugkeerende koorts.
  • Relate, [ril`e`it], verhalen; toeschrijven of terugbrengen tot, betrekking hebben op; —d = verwant, in zekere betrekking staande tot; —r = verhaler; Relation, [ril`e`i[vs]'n], verhaal: betrekking, verhouding, verwantschap, bloedverwant, overeenkomst: "Are not those Comptons —s of yours?" "Connections," said John, "by marriage"; They bear no — to each other = hebben geene overeenkomst met elkander. staan tot elkaar in geenerlei betrekking of verhouding; —ship = bloedverwantschap; Relative, [rel[e]tiv], subst. bloedverwant; betrekking hebbend woord, betrekkelijk voornaamwoord; adj. betrekkelijk: That is not — to what he said = heeft niets te maken met; The bomb did —ly little damage = betrekkelijk; The number of good books is —ly insignificant = naar verhouding; subst. —ness; Relativity, [r|el[e]t`iviti] = betrekkelijkheid, verwantschap, verhouding: The of all human knowledge = de betrekkelijkheid.
  • Relax, [ril`aks], verslappen, verzachten, minder streng of stipt doen zijn; laxeeren, ontspannen: Now she would be cruel, then — into tenderness again = werd ze weer erg teeder en gevoelig; —ant = laxeermiddel; <j>—`ation</j> = verlichting, ontspanning, verslapping; —ative, laxeerend, verzachtend.
  • Relay, [ril`e`i], nieuwe paarden, honden, manschappen om af te lossen; poststation; — dogs, — horse: We got a — of horses every two hours.