Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/967

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

RIFFRAFF.


  • a few minutes' railroad — = binnen een paar minuten sporens; To — a bicyle, a horse; She can't — an ounce under sixteen stone = zij weegt bepaald geen ons minder dan 224 Eng. ponden; The ship —s easy, hard = het schip rijdt gemakkelijk, zwaar op zijn anker; The ship was riding at anchor = het schip reed op zijn anker; To — in a railway-carriage (in a coach) = rijden in; He attempted to — off under cover of a mistake = hij trachtte zich schoon te wasschen door te beweren, dat het een vergissing was; The steamer will — out the storm = de stoomboot zal den storm wel afrijden (voor anker); I rode outside an omnibus = boven op; He rode roughshod over me = tiranniseerde mij; He —s well to hounds = hij blijft (bij de vossenjacht) steeds achter en zoo dicht mogelijk bij de honden; He rode to cover = reed ter jacht (Zie Cover); Rider = rijder, ruiter, pikeur, temmer; bijblad, toegevoegde clausule: I have been a — in cabs, on omnibuses = heb gereden in; To add, To put, To move as a — = als clausule toevoegen, voorstellen; The — was an old gentleman = passagier; He selected the hardest — from my book = het moeilijkste vraagstuk; —less.
  • Ridge, [rid[vz]], subst. hoogte, rug of keten, nok, vorst (van het dak); — verb. in voren ploegen: The sea was ridging roughly eastward, and almost overwhelmed the vessel = de golven vormden hooge kammen van west naar oost; —-pole, —-piece, —-plate = nokstuk (timmerwerk aan den nok); —-tile = vorstpan; Ridgy = zich in ruggen of hoogten verheffend.
  • Ridicule, [r`idikj|ûl], subst. belachelijkheid, hoon, spot; — verb. belachelijk maken, bespotten: To cover (treat) with, To turn into — = belachelijk maken; He is a past master of killing — = volleerd in vernietigenden (bijtenden) spot; His proposal was —d by the whole meeting = werd bespot; —r; Ridiculous, [rid`ikjul[e]s], belachelijk, bespottelijk; subst. —ness.
  • Riding, [r`a`idi[n,]], rij - -; subst. rijden, rijweg; eene der drie afdeelingen van Yorkshire: They were playing the game of "spy for —s" = ze speelden "vangertje", waarbij de gevangen jongen den vanger op zijn rug moet laten rijden; —-academy = —-school; —-breeches; —-crock, (-crop, -rod, -whip) = karwats; —-habit = rijkleed voor dames; —-hall = rijschool; —-lights = ankerlichten; —-master = pikeur, stalmeester; —-rimes (rhymes) = rijmen in twee-regelige versjes; —-school = rijschool; Little Red{{bar|2Hood = Roodkapje.
  • Ridotto, [rid`otou], bal masqué.
  • Rife, [raif], overvloedig, algemeen heerschend, vol van (with): Bribery was — = omkooperij kwam veel voor; subst. —ness.
  • Riffler, [r`ifl[e]], raspvijl.
  • Riffraff, [r`ifr|af], gepeupel, uitvaagsel; uitschot.